‘Breng ook goed nieuws over ontwikkelingslanden’

Ze vragen voortdurend aandacht voor schrijnende situaties, terwijl positieve resultaten nauwelijks worden vermeld.
Amsterdam
Dit stelt Mirjam Vossen, die zich als journalist en ontwikkelingsgeograaf al jaren bezighoudt met wereldwijde armoede. Ze analyseerde berichten uit zeven landelijke en regionale kranten en advertenties van 42 ontwikkelingsorganisaties die tussen 2011 en 2013 werden gepubliceerd. Ze onderzocht hoe daarin over armoede werd bericht en in hoeverre er sprake is van eenzijdigheid. Haar onderzoek werd gisteren gepresenteerd op een studiebijeenkomst van Kaleidos Research, een onderzoeksbureau op het terrein van mondiale vraagstukken.
‘Het fascineert me welke beelden van ontwikkelingslanden in de media komen’, vertelt ze. ‘Journalisten kiezen per verhaal een invalshoek. Dat is logisch: het is onmogelijk om elke keer het hele verhaal te vertellen. Het gaat mij om de optelsom van die verhalen. Als je naar het geheel kijkt, wat krijg je dan? Waarover gaat het veel en waarover gaat het weinig? Individuele verhalen kunnen waar zijn, maar ze vertellen een deel van de werkelijkheid.’
Haar onderzoek laat zien dat kranten en ontwikkelingsorganisaties eenzijdig de nadruk leggen op de problemen in ontwikkelingslanden. Zo berichten kranten relatief weinig over positieve ontwikkelingen op het gebied van armoedevermindering, drinkwatervoorziening en onderwijs en het terugdringen van aids en kindersterfte. ‘Op al die gebieden zijn grote stappen gezet, maar omdat het om een langzame vooruitgang gaat, komt het zelden in het nieuws’, zegt Vossen. ‘Of de VN moet er een rapport over uitbrengen, dan komt het even in het nieuws.’
Haar indruk is dat mensen daardoor somberder zijn dan nodig. ‘Er zijn ook onderzoeken gedaan waaruit dat blijkt. Zo is in 2012 in Denemarken aan mensen gevraagd om in te schatten hoeveel kinderen er in ontwikkelingslanden naar school gaan. Denen schatten dat percentage op 30 procent, terwijl dit percentage hoger is dan 75 procent en mogelijk zelfs 90 procent. In 2010 is in Nederland gevraagd of we het millenniumdoel om de armoede te halveren in 2015 zouden halen. 80 procent van de Nederlanders dacht dat dit niet zou lukken, terwijl dit doel in 2010 al was gehaald.’
Ook hulporganisaties benadrukken volgens haar in hun advertenties vooral de nood die er nog is en brengen nauwelijks in beeld wat er is gebeurd of bereikt. De advertenties laten bovendien weinig eigen initiatief van burgers in ontwikkelingslanden zélf zien. ‘Het zijn de blanke donateurs en de blanke organisaties die moeten helpen.’
In dit licht is het verrassend dat zowel kranten als ontwikkelingsorganisaties terughoudend zijn in het gebruik van stereotype slachtofferbeelden, vindt ze. Advertenties of krantenfoto’s van ‘hongerbuikjes’ en ‘kinderen met vliegjes in de ogen’ komen vrijwel niet (meer) voor.
Het is ergens wel logisch dat hulporganisaties benadrukken welke problemen er nog zijn, vindt ze. ‘Ze vragen geld om die problemen op te lossen. Maar ze hebben weinig aandacht voor wat intussen is bereikt. Om daarachter te komen, moet je vaak zoeken op de website of in het jaarverslag.’
Ze kan zich voorstellen dat te negatieve berichtgeving negatief uitwerkt, ook in financiële zin. ‘Wat voor beeld geef je op de lange termijn mee aan donateurs? Mensen kunnen het gevoel krijgen dat ze geen geld hoeven te geven aan ngo’s, omdat het toch allemaal niks uitmaakt. De ellende is ook nog enorm, maar er wordt vooruitgang geboekt.’ <