Gebruik vrouwen uit Efeze niet om zwijgteksten onschadelijk te maken
De synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt buigt zich over revisieverzoeken betreffende het besluit om de ambten open te stellen voor vrouwen. Het commissierapport daarover werd vrijdag (3 juli) gepubliceerd, samen met een interview in het Nederlands Dagblad. De indieners van de revisieverzoeken vroegen met name om aandacht voor ‘zwijgteksten’ zoals 1 Timoteüs 2:12.

Waarom legt Paulus vrouwen in christelijke gemeenten het zwijgen op? Uit het rapport blijkt dat deze teksten uitgelegd worden als reactie op het gedrag van vrouwen in de gemeente van Efeze, die zich met beroep op Eva verheven zouden hebben boven de mannen. Het gevaar dreigt echter dat deze hypothese gebruikt wordt om een voor ons ongemakkelijke tekst onschadelijk te maken. En dat de schuld voor eeuwen patriarchaat in de kerk zo alsnog bij vrouwen komt te liggen.
Wat weten we over het gedrag van deze vrouwen in Efeze? Het is belangrijk te beseffen dat de hypothese in het rapport een interpretatie is van wat Paulus zelf schrijft. De gedachte is: omdat Paulus de vrouw niet toestaat over mannen te heersen, waren er kennelijk vrouwen in de gemeente die wel over mannen wilden heersen. Paulus draagt de volgorde van de schepping van Adam en Eva als argument aan, dus zullen deze heerszuchtige vrouwen zich daar ook wel op beroepen hebben, maar dan in omgekeerde zin: omdat alle mannen uit Eva geboren zijn, zijn zij aan de vrouw ondergeschikt (vgl. ook 1 Kor. 11:8-11). Maar het is de vraag of de retoriek van Paulus wel zo direct toegang biedt tot de situatie in de gemeente. Paulus beschrijft het gedrag dat hij afwijst als ‘heersen,’ maar zagen deze vrouwen dat zelf ook zo?
Bovendien, wanneer Paulus betoogt dat een vrouw zich ‘in alle onderschikking’ (Grieks: hypotagè) moet laten onderwijzen (1 Tim. 2:11) en in het vuur van dat betoog verwijst naar de volgorde van de schepping van Adam en Eva, is het toch weinig overtuigend dat hij daarmee alleen maar zou doelen op de gelijkwaardigheid van man en vrouw. Veel hedendaagse exegeten benadrukken (al dan niet terecht) de gelijke positie van man en vrouw in Genesis 1. Paulus gebruikt het scheppingsverhaal in zijn brief hier in ieder geval voor een betoog dat erop gericht is dat vrouwen zich schikken in een orde waarin mannen gezag hebben over vrouwen. Dat is de maatschappelijke orde waarin Paulus leefde en waartegen hij niet in opstand wilde komen om de verkondiging van het evangelie niet te belemmeren.
Intussen was die maatschappelijke orde in de tijd van Paulus wel in beweging, en minder in beton gegoten dan soms wordt voorgesteld. Dat laat zich mooi illustreren aan de hand van Damaris, een vrouw die in Athene tot geloof kwam na het horen van Paulus’ rede in het gerechtshof op de Areopagus (Handelingen 17:34). Wie was zij?
Er is wel geopperd dat Damaris een filosofe was. Haar geloof is immers een reactie op de rede die Paulus hield op uitnodiging van een groep Stoische en Epicurese filosofen. Inderdaad zijn uit de oudheid namen van vrouwelijke filosofen bekend. Hun positie was wel omstreden. Toen een Epicurese filosofe, genaamd Leontion, een verhandeling schreef waarin ze een mannelijke filosoof uit de school van Aristoteles bestreed, oogstte ze de hoon van traditionele Romeinse mannen als Cicero en Plinius de Oudere.
De naam Damaris zelf biedt een ander aanknopingspunt. Op basis van inscripties heeft men een (onvolledige) familiestamboom gereconstrueerd van een rijke familie uit Sparta die onder keizer Claudius nauwe banden had met aristocratische families in Athene. In deze familie werd de jongensnaam Damares in verscheidene generaties doorgegeven. Wellicht was de Damaris uit Handelingen een dochter uit dit geslacht.
Behalve Damaris verhaalt Handelingen over andere vrouwen uit de lokale elite van steden als Efeze en Korinte, die open staan voor het evangelie. Het is denkbaar dat er spanningen ontstonden wanneer zij op grond van hun sociale status een positie innamen die vanuit een traditioneler perspectief niet te verenigen leek met hun vrouw zijn. Speelt dat een rol op de achtergrond van Paulus’ brief aan Timoteüs?
Duidelijk is in ieder geval dat Paulus in deze brief een relatief traditioneel standpunt inneemt over de positie van de vrouw. In andere brieven klinken ook andere tonen. Dat maakt het ingewikkeld voor wie vandaag een antwoord zoekt op de vraag of de Bijbel de openstelling van ambten voor vrouwen toestaat. In het debat daarover ligt er grote druk op synodeleden om met eenduidige antwoorden te komen die niet tornen aan de waarheid en duidelijkheid van de Schrift. Maar het is niet juist om Paulus’ houding te verdedigen met verwijzing naar de vrouwen uit Efeze. Dat lijkt te veel op Adam die opnieuw naar Eva wijst. Beter is het dan om te blijven vasthouden aan het uitgangspunt dat de kerk in de huidige context geroepen is een beslissing te nemen over een vraag waar individuele Bijbelteksten geen pasklaar antwoord op bieden.
Arco den Heijer is promovendus Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.