Biesheuvel als toneelstuk
Afgelopen week verdedigde Wilfred Scholten aan de Vrije Universiteit zijn proefschrift Mooie Barend. Biografie van B.W. Biesheuvel 1920-2001.
Scholten heeft als parlementair journalist een scherp oog voor het politieke spel. Het boek gaat officieel over leiderschap, maar het gaat Scholten vooral om het menselijk drama. Hij beschrijft de politieke wereld als een schouwtoneel en verwikkeling van persoonlijke relaties.
Biesheuvel lijkt eerst een zondagskind. Hij rolt vanuit de christelijke boeren- en tuindersbond haast vanzelf in de politiek, wordt antirevolutionair Tweede Kamerlid en in de jaren zestig een uitstekende minister van Landbouw en ook vicepremier. Lof en eer vallen de charmante man ten deel. Scholten beschrijft Biesheuvels opkomst en doorbraak als ware het een blijspel. Maar het wordt een tragedie.
Scholten lardeert zijn boek niet met shakespeareaanse verwijzingen naar het komend onheil, maar een tussenscène met drie heksen die Fair is foul and foul is fair voorspellen, zou niet hebben misstaan. De wendingen zijn verrassend. In 1967 mislukt Biesheuvel als kabinetsformateur, maar er volgen vier mooie jaren als fractieleider van de ARP, waarin Biesheuvel het het kabinet-De Jong lastig maakt. En hij weet de evangelisch radicalen in de partij te houden geen kleine prestatie. Als Biesheuvel een goed en loyaal team om zich heen had, kon hij stijgen tot grote, volgens fractiegenoot Bob Goudzwaard zelfs eenzame hoogte. Zijn fractie moest zijn hevig temperament verdragen, maar hij had ook veel humor en gaf zijn team blind vertrouwen.
Slechts af en toe valt een donker karaktertrekje op, maar gaandeweg het verhaal zie je hoe zijn plooibaarheid verstramt in de verstarrende verhoudingen en hoe hij zich langzaam vastdraait in een net van wantrouwen, onzekerheid en verbetenheid. Of winnen zijn kwaliteiten het toch nog?
Het hoogtepunt komt in 1971: hij formeert zijn kabinet met de confessionelen, VVD en DS70. Vanuit de coulissen heeft Biesheuvels vrouw Mies geliefd en geminacht - deel aan de regie, zodat men wel van het kabinet-Miesheuvel sprak. Het gaat niet lang goed met dit kabinet. Biesheuvel lijkt wel verstard en in juli 1972 stappen de DS70-ministers op. Het wordt doorregeren als rompkabinet, maar met vervroegde verkiezingen. De ARP won met hem als leider een zetel (een prestatie in een tijd dat de confessionele politiek in verval raakte), maar de PvdA won er vier en zette in op een kabinet op basis van zijn verkiezingsprogramma Keerpunt 72. Dat was voor Biesheuvel onaanvaardbaar, maar twee partijgenoten, Boersma en De Gaay Fortman, breken in februari 1973 zonder overleg met Biesheuvel uit en maken het kabinet-Den Uyl mogelijk. Om de rode hoogmoed te temperen, zoals ze zelf zeiden de formatie van 1977 zou uitwijzen dat beiden hun vermogens in dit opzicht overschatten.
Fair is foul: Is Biesheuvel verraden door vrienden of gestruikeld over zijn eigen ambitie? Hij is woedend op Boersma, maar geeft wel samen met hem de persconferentie waarop deze zijn kabinetsdeelname bekendmaakt. Er is verdriet bij Biesheuvel, misschien ook afgunst: zijn maatje gaat regeren, hij niet.
Met De Gaay Fortman is het anders. Die twee lagen elkaar niet, Biesheuvel voelde zich steeds door deze professor gekleineerd en tegenover zijn engagement stond bij Fortman een afstandelijkheid, die souverein is genoemd, maar die in deze biografie vooral arrogantie en bloedeloosheid is. Als hij zijn uitbraak komt melden, krijgt hij van de partijleider niet eens het woord. Biesheuvel stoot uit: Je bent een verrader. Je bent mijn vriend niet meer. Ik wil je niet meer zien. De Gaay Fortman druipt af, maar Biesheuvel verlaat verslagen de politiek, als onvervulde belofte.
Er is een toneelstuk gemaakt van de Nacht van Schmelzer, doorgaans aangemerkt als breuk in onze parlementaire geschiedenis. Maar de breuk ligt hier, zei Trouw-journalist Willem Breedveld al, en Shakespeare zou zijn vingers bij deze tragedie aflikken. Het materiaal ligt er: de adembenemende beschrijving door Scholten. Wie gaat het script schrijven en het stuk opvoeren?
Dr. G. Harinck is hoogleraar aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en aan de Theologische Universiteit in Kampen (Broederweg). Op beide locaties is hij tevens directeur van een historisch documentatiecentrum. Hij schrijft op deze plaats maandelijks een column.