De laatste dingen
Een laatste Katern, met een verhaal over de laatste dingen. Een onderwerp waaruit alle kleur verdwenen is. In het post-christelijke Nederland lijkt zich stilaan een nieuwe consensus te vormen over wat er precies na de dood met je gebeurt. Dit nieuwe besef van leven na de dood lijkt hoopgevend, maar heeft net zo min als het platte materialisme iets te maken met de christelijke hoop.
De dood leeft! , is de opvallende titel van een recent verschenen bundel 'Leidse studies'. Want Nederlanders praten niet graag over hun eigen sterven. De helft wil niet dat kinderen de overledene zien en thuis opbaren vinden we eng.
Toch praten we meer en opener over de dood dan ooit. Begrafenissen van bekende Nederlanders als Pim Fortuyn en André Hazes werden massaal bezochte mediagebeurtenissen, en in televisieprogramma's als 'Over mijn lijk' praten jongeren open over hun naderende dood. Het aantal mensen stijgt dat alvast iets opschrijft over hun gewenste uitvaart, weliswaar actief aangemoedigd door begrafenisondernemers die er commercieel belang bij hebben.
Na jaren waarin we ziekte en narigheid verborgen in hagelwitte instituten, is de dood opnieuw zichtbaar in de samenleving. Volgens de Groningse theologe Mirjam de Baar lag het keerpunt in de jaren tachtig, toen opeens door aids veel mensen stierven die nog midden in het leven stonden. De dood mag er nu weer zijn. Sterven hoort erbij, houden we elkaar voor, en is niets om geheimzinnig over te doen.
aanbod
Nog meer dan de dood leeft zo mogelijk het leven na de dood. Het aantal Nederlanders dat zeker weet dat na de dood er niets meer is, neemt sinds de jaren negentig langzaam maar gestaag af. Het gaat om slechts een op de vier, volgens een onderzoek van Kaski uit 2008. Overigens groeit vooral de groep die het niet zeker weet.
Dat zijn de cijfers. Wie kijkt naar het aanbod van commerciële televisiezenders (die door voortdurend marktonderzoek heel goed weten waarin de gemiddelde Nederlander geïnteresseerd is), krijgt het vermoeden dat de trend nog veel sterker is. De dominante plek die praatprogramma's met mediums als Char en Derek Ogilvie in de programmering innemen, evenals series over het paranormale, zoals 'The Ghost Whisperer' en 'Medium', verraadt de grote belangstelling onder de kijkers voor wat gebeurt aan 'gene zijde'.
Vergelijk vervolgens de inhoud van berichten op websites over rouwverwerking en de opschriften boven overlijdensadvertenties in niet-christelijke kranten: geliefden wonen nu op een wolk, of zijn een sterretje aan de hemel. Het lijkt daarnaast een groeiende gewoonte om de overledenen dingen mee te geven: de favoriete leesbril, tekeningen van de kleinkinderen. De Anglicaanse theoloog Tom Wright vertelt in het recent vertaalde Verrast door hoop over een vrouw die haar overleden man twee bussen kleefstof voor zijn toupetje meegaf in de kist. Tijdens de crematie ontploften de bussen, waardoor een ovendeur werd ontwricht.
Gnostiek light
Voeg al deze elementen bij elkaar en ze zouden wel eens een voorzichtige eerste indruk kunnen geven van wat de gewone post-christelijke Nederlander anno 2010 gelooft aangaande het leven na de dood. Sinds de verwoestende storm van de secularisatie is Nederland levensbeschouwelijk in verwarring, menen veel theologen. Het beeld dat oprijst - en dat grote delen van televisiekijkend Nederland avond aan avond krijgt voorgeschoteld - is echter verrassend consistent.
Grofweg komt het nieuwe volksgeloof hierop neer: er is 'leven na de dood'; dit leven is zuiver geestelijk. Los van het belemmerende lichaam word je langzaam opgetrokken in serene hemelsferen. Oma, lezen we in de rouwadvertentie, is een engel geworden. En ze kijkt nu op ons neer. Eventueel kun je met behulp van een medium contact met haar opnemen. Dan helpt ze je verder.
Niet dat het allemaal eenheidsworst is. Sociologen vertellen ons stuk voor stuk dat mensen tegenwoordig zelf hun ideeën en rituelen bij elkaar zoeken. Maar als je het beestje een naampje moet geven, is het een flinke scheut eeuwenoud dualisme, vermengd met negentiende-eeuws spiritisme en theosofische invloeden. Gnostiek light, zeg maar, met een vleugje oosterse godsdiensten. Want over de toenemende aandacht voor reïncarnatie hebben we het nog niet eens gehad.
bijna-dood-ervaringen
Niet verwonderlijk in dit verband is de brede belangstelling voor bijna-dood-ervaringen (bde's in vakjargon). Serieus wetenschappelijk onderzoek met de conclusie dat leven na de dood daadwerkelijk bestaat, stuit nog altijd op veel verzet onder academici, maar er worden steeds luider andere stemmen hoorbaar.
De respectabele uitgeverij De Arbeiderspers bracht deze maand onder de prozaïsche titel Bijna-Doodervaringen de vertaling uit van Afterlife Experiences van oncoloog Jeffrey Long. De Amerikaan onderzocht talloze ervaringen over de hele wereld en ontdekte dat ze - los van de culturele of religieuze achtergrond, of de leeftijd van de patiënt - in grote lijnen op hetzelfde neerkomen. Gesteund door nog enkele andere waarnemingen - bijvoorbeeld dat de mensen die de patiënt tijdens zijn ervaring ontmoet, in de regel reeds overleden zijn, en dat mensen die vanaf hun geboorte blind zijn dezelfde visuele beelden beschrijven als de zienden - komt hij onomwonden tot de conclusie dat er leven is na de dood. Eerder deed het boek Eindeloos bewustzijn van Pim van Lommel veel stof opwaaien, ook in christelijke kring.
Verstikkend materialisme
Wat doen deze ontwikkelingen met christenen? Misschien moet je er wel blij om zijn. Dat was tenminste de reactie van sommige gelovigen op het boek van Pim van Lommel. De tijd van het strikte, verstikkende materialisme lijkt over zijn hoogtepunt heen. Natuurlijk, praten met de doden - de normale gang van zaken in veel televisieprogramma's - is voor christenen een gruwel, maar er is tenminste weer een besef van leven na de dood. Dat zou wel eens heel wat meer aanknopingspunten kunnen bieden voor het evangelie dan het magere 'dood is dood'.
Het tegendeel is waar. Nog los van het grotere gevaar in occulte sferen te raken, is deze 'gnostiek light' even vreemd aan het evangelie als het platte materialisme van de tweede helft van de twintigste eeuw.
Christenen hopen er niet op dat ze 'naar de hemel gaan', schrijft de bekende anglicaanse theoloog N.T. (Tom) Wright in Verrast door hoop. Of misschien hopen veel kerkgangers het wel, maar zouden ze het niet moeten doen. Het is een enorm misverstand dat het 'ingaan in de rust' - de hemel - na het overlijden de uiteindelijke bestemming is van de mens, stelt Wright. Het draait volgens alle getuigen van het Nieuwe Testament om iets anders: niet om het 'leven na de dood', maar om het 'leven na het leven na de dood', de herschepping, de verrijzenis van het lichaam op de laatste dag (die vooral de eerste dag zal blijken te zijn). Niet zweven dus in een eeuwige zee van licht, maar wonen op de nieuwe aarde - daar draait het om. Lichamelijk, zoals Christus als eerste niet slechts geestelijk voortleefde, maar lichamelijk opstond.
judaïsme
Het ontstaan van het nieuwe geloof in een leven na de dood in de westerse cultuur is volgens Wright niet meer dan logisch. ,,Als je af wilt van een materialistisch optimisme, zonder dat je op het judaïsme of het christendom wilt overstappen, is de kans behoorlijk groot dat je bij een of andere vorm van gnostiek uitkomt.'' Met de christelijke hoop op een nieuwe schepping heeft het evenwel weinig te maken.
Dat inzicht is nauwelijks nog aanwezig in zijn eigen kerk, meent Wright. In plaats van het geloof in de opstanding van het lichaam is in de anglicaanse begrafenisrituelen een vaag, wollig verwoord gevoel gekomen 'dat het allemaal wel goed zal komen' aan gene zijde.
Zijn verwijten zouden ook wel eens Nederlandse christenen kunnen raken. Hoezeer leeft het geloof in de opstanding van alle mensen in de Nederlandse kerken? Of wordt er ook in Nederland door predikanten omheen gepreekt? Volgens het eerder genoemde Kaski-onderzoek omschrijft niet meer dan vijf procent van de Nederlanders die zeker geloven in een leven na de dood dit als 'opstanding' of 'verrijzenis'. Het is 'hemel' en 'voortbestaan van de ziel' dat de klok slaat. ,,Een overleden kind wordt geen engel. Een mens die engel wordt, is degradatie. Want wij hebben een lichaam, en engelen zijn alleen geest'', zei de hervormde theoloog Arnold van Ruler voor een Avro-radioprogramma, ergens eind jaren vijftig. Het lijkt niet veel te hebben geholpen.
Eeuwige verveling
Deze verwarring leidt onder gelovigen en niet-gelovigen tot de idee dat ook christenen op zo'n beetje dezelfde manier als alle andere mensen geloven in een leven na de dood. In het wikipedia-artikel over het onderwerp is dat duidelijk te zien: ,,In vrijwel alle religies is er sprake van dat de dood van de fysieke mens niet het einde is. De ziel leeft volgens deze ideeën voort, vaak op een andere plaats (het hiernamaals) of door middel van reïncarnatie.'' De opstanding wordt niet als optie genoemd. De suggestie die ervan uitgaat is dat christenen met 'Ik geloof in de opstanding van het vlees' wel zoiets als een geestelijk hiernamaals zullen bedoelen.
Toch heeft wat je gelooft nogal wat consequenties voor het leven. Wie gelooft in de opstanding van het lichaam staat totaal anders in de wereld dan iemand die alleen in geestelijk voortbestaan gelooft. De laatste zal zich altijd moeten weren tegen wereldmijding.
Bovendien: hoe diep zit deze gnostiek light eigenlijk bij mensen? Hoe existentieel is de overtuiging? Of gaat het niet verder dan de gewone menselijke interesse in de laatste grens, waarover het aan de borreltafel aardig filosoferen is? Voor veel westerlingen is dat hét probleem met de dood. Eigenlijk hebben ze helemaal niet zo'n behoefte aan het eeuwige leven. Ze hebben in dit leven zo veel gehad, zo veel ervaren, dat als ze oud zijn de gedachte zich opdringt dat het allemaal wel mooi is geweest. Een eeuwigheid van geluk die volgt, moet wel tot verveling leiden. Hoe anders wordt het voor een aidsweesje of een tienermeisje dat overlijdt in het kraambed, ergens op een anonieme plek in de Derde Wereld. Daar wordt de hoop op het eeuwige leven een schreeuw om ontferming, en om recht.
grens
In zijn bijdrage in de eerdergenoemde bundel De dood leeft! laat theoloog Bram van de Beek zien dat voor de eerste christenen de echte overgang tussen dood en leven niet ligt bij de (biologische) dood, maar bij de overgang naar het geloof. Bij hun doop gaan christenen een steviger grens over dan bij hun dood. Door Christus' dood en door zijn bloed, is nu de wereld dood voor hen. Met hun Hoofd zitten ze al in de nieuwe schepping.
Dat geloof leidt juist niet tot wereldmijding. Integendeel. Het maakt christenen vrij van vreemde machten. Ze hoeven niet zo veel meer, en hebben daardoor juist des te meer hun handen vrij om in de wereld het goede te doen. Christenen zijn misschien niet van deze wereld, dit tijdsgewricht, maar ze zijn wel van deze aarde, die straks als nieuw zal zijn. Het zal waar zijn dat de dood leeft, maar niet voor hen. Voor hen is de dood zo dood als wat.
De uitvaartdienst, schrijft Van de Beek, is eigenlijk de voltooiing van de dienst waarin je werd gedoopt. Misschien zou vanuit die gedachte de wildgroei aan begrafenisrituelen eens opeens moeten worden doordacht. Het nieuwe leven dat je daar kreeg, ontvouwt zich nu voor jouw ogen. De graankorrel sterft en schiet op. En straks, als de bazuinen klinken, draagt ze vrucht.
Mede n.a.v.:
De dood leeft! Denken over na de dood en ons leven vr de dood
Klaus Berger, Désanne van Brederode e.a. Uitg. Kok, Kampen 2010. 223 blz. 19,90
Bijna-Doodervaringen. Wetenschappelijke analyse van ervaringsverhalen
Jeffrey Long. Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam 2010. 219 blz. 18,95
Verrast door hoop
Tom Wright. Uitg. Van Wijnen, Franeker 2010. 328 blz. 19,95