Essay: Kan dat wel, heel worden, opnieuw beginnen, vrij zijn van ballast?
Enige tijd geleden las ik het verslag van een zomeravondgesprek tussen zangeres Wende Snijders en psychiater Jim van Os (NRC, 26 augustus 2016). Het gesprek ging over de moeite om eerlijk en kwetsbaar te zijn, en toe te geven dat we als mensen soms zulke diep angstige wezens zijn of rare kronkels hebben. Aan het einde van het gesprek droeg Wende Snijders het gedicht ‘Land van genade en verdriet’ van de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog voor en deze woorden raakten me en reizen sindsdien met me mee.
Het gedicht is er een uit een serie van tien, getiteld ‘Land van genade en verdriet’. De gedichtencyclus is geschreven naar aanleiding van het werk van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika, waarover de auteur ook een non-fictieboek schreef: De kleur van je hart. Tijdens deze processen werden slachtoffers en daders met elkaar geconfronteerd vanuit de gedachte dat de ontmoeting in waarheid een weg tot verzoening zou bieden. Ik ben diep onder de indruk van de manier waarop dit proces maatschappelijk vorm kon krijgen, en van het streven en verlangen dat hieraan ten grondslag ligt, hoe weerbarstig de werkelijkheid ook is.
Wonden en trauma’s die mensen opdoen in hun leven laten diepe en verwoestende sporen na. Volgens mij gaat deze tekst hierover. ‘Wat te doen met het oude’, is als het ware een terugkerend refrein.
Het gebeurt maar al te vaak dat wonden niet worden (h)erkend of geïntegreerd in het leven. En dat is niet vreemd. Want wat als pijn ‘geen taal wilde worden (…) geen taal kon worden’? Dan ontstaan er overlevingsmechanismen om met pijn om te gaan. Mensen gaan hard werken of voor anderen zorgen. Mensen raken verslaafd. Of mensen doen op hun beurt anderen weer geweld aan, en veranderen zo van slachtoffers in daders. En zolang de daadwerkelijke pijn niet erkend, niet gevoeld, en niet geïntegreerd wordt, kunnen de wonden (en zonden) van generatie op generatie worden doorgegeven.
Er kan ook een andere beweging ontstaan. Namelijk wanneer mensen hun pijn onder ogen durven zien. Gaan voelen. Er woorden of een andere manier van uitdrukken voor kunnen vinden. Leren leven met ‘het oude’. Dat is nooit vanzelfsprekend. Eerder een op-gave. Een verzuchting soms. ‘hoe word je jezelf tussen anderen / hoe word je heel / hoe word je vrijgemaakt in begrip / hoe maak je goed / hoe snijd je schoon’
Kan dat wel, heel worden, opnieuw beginnen, vrij zijn van ballast, verzoening? En hoe dan?
De tekst is geschreven vanuit een Zuid-Afrikaanse context, maar verwoordt iets van wat ik ook in mijn leven als essentieel ben gaan ervaren. Menswording.
Ik heb met regelmaat perioden in mijn leven gekend dat ik vastliep in mijn werk en leven; ik raakte verstrikt in conflictsituaties; ik liep tegen lichamelijke en psychische grenzen aan; ik worstelde met gevoelens van afwijzing; de stroom van het leven raakte zo keer op keer onderbroken; en dat terwijl ik vaak juist zo m’n best deed en hard werkte. Door op mijn denk-, gevoels- en gedragspatronen te reflecteren, ontdekte ik gaandeweg wat de wortels hiervan waren en hoe ik zelf omging met pijn uit mijn verleden: mijn harde werken of mijn extreem zorgvuldige manier van communiceren was een manier om gezien te worden of bevestiging te ontvangen en geen klappen op te lopen. Heel vaak liet ik mijn echte gevoelens, mijn verlangens, mijn boosheid of teleurstelling in relaties niet zien. Gaandeweg kwam ik tot het besef dat ik mij in mijn verlangen om gezien te worden, juist verborg. Niet echt mijzelf was. Ook niet echt mens.
Het moment dat ik dit patroon ging doorzien – mijn verlangen naar bevestiging, en mijn streven naar perfectie als compensatie voor het gemis daaraan – en ik dit eerlijk durfde toegeven naar mijzelf, naar mensen met wie ik in relatie stond, naar de Levende, deed ik de paradoxale ervaring op dat ik hierin werd aanvaard. En juist dat maakte mij daadwerkelijk mens. Ook in confrontaties met anderen heb ik mogen ervaren dat wanneer je allebei je eigen gedragspatronen doorziet, en eerlijk hierover bent, dan kan gebeuren wat in dit gedicht zo scherp wordt beschreven: ‘van dit moment af / gaat het anders klinken / want al onze woorden liggen naast elkaar op de tafel / bibberend van mensenkleur / nu kennen we elkaar (…) langzaam worden wij elkaar / opnieuw / nieuw / en híer begint het’.
Zo mens-zijn, in alle eerlijkheid, met wonden en zonden, lijkt mij een heilzaam voornemen voor ons samen-leven, in gezinnen en relaties, op de werkvloer, in de kerk, in de politiek. En de christelijke traditie nodigt ons hiertoe ook uit. Want we leven van een verhaal over de Menswording. Onlangs vierden we het kerstfeest. God verbindt zich in Jezus diepgaand met dit broze, gebroken, dubbele bestaan van ons en wordt mens als wij. In deze menswording van Jezus zie ik een uitnodiging om mijzelf en de ander als mens te aanvaarden. En juist in deze aanvaarding ligt een kiem tot verandering.
Leven met het oude; we kunnen niet anders. En tegelijk: en híer begint het.
Deze tekst is een aangepaste versie van een artikel in Woord en Dienst, februari 2017.