'Ja-tenzij'-donorsysteem is gevaarlijk

Met het wetsvoorstel om een actief donorregistratiesysteem (adr-systeem) te organiseren wordt geprobeerd om de nationale ‘orgaantekorten’ structureel te verminderen. Orgaandonatie wordt genormaliseerd. Het uitgangspunt van het adr-systeem is dat alle burgers orgaandonoren behoren te zijn, tenzij zij in het Donorregister aangeven niet mee wensen te doen. De achterliggende redenering hierbij is dat van alle nieren, alvleesklieren, harten, longen en levers van Nederland een gemeenschappelijk bezit wordt gemaakt, vergelijkbaar met de vrije natuur. In het wetsvoorstel wordt het adr-systeem aangeboden als een antwoord op een schaarsteprobleem, waarbij tekorten aan organen vergelijkbaar zijn met voedseltekorten of krapte op de arbeidsmarkt. Van organen wordt gedacht dat deze zonder meer en onbetwistbaar middelen zijn die toegeëigend en gerecycled kunnen worden om het zogenoemde ‘onheil’, het ‘onnodige’ lijden en sterven van de wachtenden op een donororgaan (zo’n 0,0000765 procent van de Nederlandse bevolking per jaar) te overwinnen. Met andere woorden: het adr-systeem berust op de oude en alomtegenwoordige utilistische uitgangspunten: organen worden gedefinieerd als uitruilbare of verhandelbare middelen waarmee doelen gerealiseerd kunnen worden.
buitengewoon zwak
De intellectuele en morele fundamenten van het adr-systeem zijn buitengewoon zwak, juist vanwege (een banale versie van) het utilisme waarop het is gegrondvest. Het is een utilisme dat de lagere emoties – angst, woede, frustratie – legitimeert en normaliseert. Onder de mantel der liefde (in het wetsvoorstel wordt het begrip ‘solidariteit’ gehanteerd) verschuilen zich de angst voor de (vroegtijdige) dood en de woede om maar geen gezond orgaan te kunnen bemachtigen. Deze emoties geven uitdrukking aan het krachteloze onvermogen om het leven zoals het is gegeven (en weer teruggenomen kan worden) te accepteren en met de dood en het lijden om te gaan. De menselijke weerbaarheid en kracht die ontzag en bewondering oproepen – belichaamd door hen die de liefde, rechtvaardigheid en vrijheid boven ‘gezondheid’ en behoud van leven stellen – worden uit het menselijke en culturele geheugen gewist.
Maar ook niet onbelangrijk: het adr-systeem geeft een vrijbrief voor het voortzetten van biotechnologische experimenten. Het moet echter benadrukt worden dat het ons niet gaat om het demoniseren van medisch-technologische ingrepen, en zeker niet om het verheerlijken van het lijden.
universele waarheid
Wij betwisten de vanzelfsprekendheid waarmee één visie op de mens, het menselijke lichaam en het leven tot een universele waarheid gemaakt wordt. Het adr-systeem probeert namelijk een andere morele orde af te dwingen: het hedonisme met het bijbehorende materialisme. Zodoende worden Europese waarden, in het bijzonder de integriteit (‘heiligheid’) van het lichaam, genegeerd. Binnen het adr-systeem zijn personen en lichamen het bezit van de bureaucratische staat. Deze visie is in strijd met de christelijke visie op de staat. In die visie staat de individuele persoon van wie het lichaam onlosmakelijk is, boven welke collectiviteit dan ook. Orgaandonatie kan worden opgevat als een vrije gift, ofwel naastenliefde, werkelijke liefde. Door het weggeven van het eigen lichaam na de dood juridisch af te dwingen, deze te normaliseren, te economiseren als gemeenschappelijk bezit, en deze in te kaderen in een bureaucratisch bestel, wordt de donatie van haar oorspronkelijke intellectuele betekenis van vrije gift ontdaan. Hierbij gaat het enerzijds om het normaliseren van de culturele weigering om de vroegtijdige dood te accepteren. En anderzijds gaat het om de onbetwistbare legitimiteit die wordt toegekend aan de vorming van een medisch-industriële ‘beschaving’. In zo’n beschaving is er nauwelijks ruimte meer om het niet eens te zijn met de medisch-technologische heerschappij met haar biotechnologische ingrepen (waar transplantatie een voorbeeld van is) en de bijbehorende biopolitiek. Met het adr-systeem wordt het weghalen en transplanteren van organen zonder enige twijfel als iets goeds beschouwd. Met dit dogma is het ondenkbaar geworden dat iemand zich niet zou willen vastklampen aan ‘gezondheid’ of het leven.
biopolitieke strijd
Het adr-systeem verwacht nu van alle burgers dat zij een bijdrage leveren in een biopolitieke strijd, waarbij de dood moet worden uitgesteld. Daarmee wordt de visie opgelegd waarin pijn, ziekte en dood niet langer de onderdelen, maar tegenstellingen van het leven zijn. ‘Leven’, of beter, een getechnologiseerd lichaam dat in leven blijft, verwordt met het nieuwe dogma tot een object van manipulatie dat in stand gehouden moet worden. In plaats van een persoonlijke of familiaire uitdaging wordt de dood een medisch-technisch probleem. De staat wordt binnen dit kader ingezet als instrument voor het verdere, dwangmatige, mobiliseren van medisch-technologische output. De socioloog en theoloog Jacques Ellul sprak in dit verband over ‘technologische bluf’: van technologie wordt verlossing verwacht. Het vanuit een innerlijke, intellectuele en morele kracht aanvaarden van de vroegtijdige dood en de kunst van het leren sterven, verworden met het adr-systeem tot een abnormaal en zelfs ongewenst verschijnsel. Het systeem suggereert dat actieve donorregistratie een kwestie van (contractuele) solidariteit met de wachtenden betreft, maar in werkelijkheid gaat het om angst, wanhoop en het legitimeren van de medisch-technologische heerschappij.
Dit artikel verscheen eerder in Christen Democratische Verkenningen.