In de kerk is gedoe, dáárom

1. een te idealistische manier van spreken over de kerk
In geen enkele gemeente is het enkel geloof, hoop en liefde wat de klok slaat. We schetsen prachtige vergezichten, verzinnen steeds weer nieuwe modellen en benaderingen, maar lijken daarbij te vergeten dat de kerk stukwerk is en altijd stukwerk zal blijven. Waarom? Omdat u en ik lid zijn van die kerk, zo simpel is het. Zodra de ideale kerk twee leden heeft, is ze voorbij. Als je het Nieuwe Testament goed leest, dan is het voortdurend hommeles. Dat begint al in Genesis 3 en blijft doorgaan tot in het boek Openbaring. Het Nieuwe Testament laat conflicten in gemeenten zien waar wij in negatieve zin nog een puntje aan kunnen zuigen. Denk alleen maar aan de misstanden in de gemeente van Korinte: het avondmaal is er een zootje en er zijn vormen van ontucht die zelfs bij de heidenen niet voorkomen.
2. een overkill aan harmonie-denken in de kerk
In de kerk kunnen we last hebben van onvruchtbaar en knellend harmoniedenken. Daarom zou het zinnig zijn om eens vanuit een omgekeerd perspectief te kijken naar de kerkelijke praktijk. Het conflictmodel in plaats van het harmoniemodel. We zijn zeer gehecht aan harmonie en eenheid en dat is ergens ook een roeping vanuit het evangelie. Maar dat kan er wel toe leiden dat er veel onder het tapijt verdwijnt en dat er veenbranden ontstaan die vroeg of laat weer bovengronds komen. Veel gedoe in de kerk heeft te maken met achterstallig onderhoud en het niet echt onder ogen willen zien van conflicten. Zo kan het gebeuren dat de toekomst van een kerkelijke gemeente gefrustreerd wordt door conflicten uit het verleden. Het is dus belangrijk in dat verleden te graven. Sommige kerkelijke gemeenten zouden best eens meer oude koeien uit de sloot mogen halen.
3. de (onbewuste) ontkenning van macht
In het verlengde van het harmoniedenken is er in de kerk vaak een ontkenning van machtsverhoudingen. Het is meestal een blinde vlek, een dode hoek in de spiegels van de kerk, ondanks allerlei ontsporingen van leidinggevenden in kerken en religieuze bewegingen. Natuurlijk moet het in de kerk gaan over en om dienend leiderschap, maar laat ons dat het zicht niet ontnemen op het risico van macht en machtsverschillen dat er altijd is. Met macht op zich is niets mis – altijd is er in intermenselijk verkeer sprake van macht en machtsverschil –, bepalend is uiteindelijk de gerichtheid ervan. Ook de dienaar heeft macht! We zouden dienst als model eens kunnen inruilen voor dat van de macht. Uiteraard niet om de gerichtheid op leiding als dienst in te ruilen voor machtsdenken en machtsstreven, maar om met andere ogen te kijken naar een op zich positief model dat juist omdat het deugt, toch verhullend kan werken. Dienend leiderschap blijft in de kerk geboden, maar we moeten ons blijven realiseren dat dit niet het hele verhaal is.
4. de ‘onmogelijke’ roeping van de kerk als geloofsgemeenschap
Onze samenleving splitst zichzelf op. We organiseren onze sociale netwerken steeds meer langs de wegen van interesses, overtuigingen, opleidingsniveau, leeftijden et cetera. Sociale netwerken zijn daarmee vrijwel altijd ook beperkte netwerken waarin niet alleen anderen worden ingesloten, maar ook uitgesloten. Het is helemaal niet zo moeilijk alleen maar geestverwanten en soortgenoten tegen te komen. Kerken zijn een van de weinige plekken waar men probeert de breedte van de samenleving vast te houden.
Dat lukt natuurlijk niet, maar het pogen is er. Dat valt te prijzen in de kerken, want het is bijna een culturele tegenbeweging. We roeien in de kerk met ons zoeken naar brede gemeenschapsvorming op tegen de stroom van opsplitsing en homogeniteit van netwerken, en dat valt natuurlijk niet mee.
Ergens is het een onmogelijke roeping. Altijd zijn er grenzen waardoor we sommigen insluiten en anderen uitsluiten. Vaak staan die grenzen helemaal niet op papier, maar zitten ze in de verborgen codes en mores die elke gemeenschap heeft.
5. de starheid van de kerkelijke organisatie ten tijde van een verandering van tijdperk
Het verenigingsmodel heeft zijn tijd gehad. Veel verenigingen hebben het momenteel moeilijk, denk aan politieke partijen, maar ook aan sportverenigingen die moeilijk aan vrijwilligers kunnen komen. Het probleem van de kerk is daarmee voor een deel verklaarbaar. Conflicten binnen de gemeente zijn onvermijdelijk als de maatschappelijke bodem onder haar functioneren wordt weggeslagen. Elke organisatie of beweging die onder druk staat, is extra gevoelig voor conflicten, zeker als ze niet goed weet hoe mee te bewegen met de schuivende maatschappelijke panelen.
Zeker ook door de digitale revolutie maken we in heel korte tijd een ingrijpende reorganisatie van onze samenleving mee. Verenigingen worden vervangen door netwerken en in plaats van langdurige verbondenheid waarvoor je vroeger een lintje kreeg, heb je nu de zzp’er die niet weet of er ook volgende week nog brood op de plank is. Het lijkt erop dat de kerk nog niet zo goed weet hoe te reageren op deze verandering van tijdperk.
Als illustratie de pioniersbeweging binnen de kerken. Ook hier is meer dan eens gedoe, zeker ook rond de dingen die in onze tijd op de schop gaan: lidmaatschap, ambten, bediening van sacramenten, organisatiecultuur en -structuur. Pioniers zijn vaak mensen die binnen de klassieke gestalten van de kerk niet goed uit de voeten kunnen. Zij zoeken een eigen weg buiten de gebaande paden en hebben vaak een haat-liefdeverhouding met de bestaande kerk.
Wat is de rol van het ambt in een tijd van organiseren van onderop? Wat is de plek van de kerkelijke gemeente in een tijd van netwerkvorming die geen weet heeft van traditionele kerkelijke grenzen? We zullen scherper in beeld moeten zien te krijgen welke organisatiekundige veranderingen nodig zijn.
Dit artikel is een bewerkte versie van een lezing ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Netwerk Vredestichters, dat onder meer werkt aan verzoening en herstel in kerken.