Index helpt corruptiebestrijding in publieke sector, ook in Nederland

In het Nederlands Dagblad van 29 januari uitte Peter de Waard kritiek op de Corruption Perceptions Index (CPI) 2018 van Transparency International. De CPI is een instrument waarmee de perceptie van corruptie in de publieke sector wordt gemeten. Volgens De Waard wassen westerse landen hun ‘rijke zielen’ met dit instrument.
Het is niet de eerste en ongetwijfeld ook niet de laatste keer dat de CPI aan kritiek onderhevig is. En dat is goed. Door kritiek blijft men scherp, gericht op verbetering en open voor andere opvattingen. Wij zijn het met De Waard eens dat naast de CPI, met zijn specifieke focus op corruptie in de publieke sector, aanvullende instrumenten ontwikkeld moeten worden die met name kijken naar witwassen, belastingontduiking en corruptie in de private sector.
De voorbeelden die De Waard noemt, gaan vooral over corruptie in die private sector. En dat meet de CPI dus niet. We vinden het jammer dat De Waard dit accent legt, omdat er juist over corruptie in de Nederlandse publieke sector genoeg te melden is. Bij het Openbaar Ministerie vertrokken in nog geen halfjaar tijd vijf topmagistraten en wordt gesproken over een ‘afrekencultuur’.
Daarnaast werd in 2018 een keur aan politieagenten vervolgd voor hulp aan criminele organisaties. Dit is schokkend, omdat juíst bij rechtshandhavers integriteit in het DNA zou moeten zitten. Ook wordt integriteit en (de schijn van) belangenverstrengeling in de politiek te weinig serieus genomen, zoals het al dan niet lobbyen van leden van de Eerste Kamer voor specifieke belangen en het ontmoedigen van extern onderzoek daarnaar. Belangrijk, onder andere vanwege de voorbeeldfunctie en het vertrouwen. En dit lijstje voorbeelden kan moeiteloos langer gemaakt worden.
Tot slot benadrukt De Waard dat de CPI gaat over perceptie van de index die een eigen leven is gaan leiden. Slechtwillenden hangen hun gedrag niet aan de grote klok; dus een element van perceptie is onvermijdelijk. De grondslag van de CPI is bewezen heel degelijk en de enige in zijn soort ter wereld. Daaraan ontleent de CPI zijn gezag en jarenlange mondiale bruikbaarheid.
De echte waarde zit in de identificatie van de terreinen die essentieel zijn voor de corruptiebestrijding, zoals vrije pers, openbaarheid van bestuur, burgerlijke vrijheden en onafhankelijke rechtsspraak. Met enige goede wil zou je de melding van een toenemend aantal corruptiegevallen gedeeltelijk kunnen toeschrijven aan grotere bewustwording onder het publiek en meer aandacht van justitie en toezichthouders. Dat zou heel goed nieuws zijn en daar dragen de CPI en Transparency International nu juist aan bij. <