Essay: Het is hoog tijd voor een groene theologie
Het wordt tijd dat theologen serieuzer aandacht gaan besteden aan klimaatverandering, landbouwbeleid en andere ecologische vraagstukken. Veel predikanten hebben een blinde vlek voor de natuur. In de kerkdienst gaat het steevast over God en mensen en de niet-menselijke natuur fungeert hoogstens als decor. Zo hoorde ik onlangs een preek over Psalm 104 – die psalm waarin al het aardse leven beschreven wordt in zijn onderlinge samenhang en zijn afhankelijkheid van God. In de uitleg en verkondiging waren de beken, de vogels en de bomen al snel verdwenen en ging het alleen nog over de verbondenheid van God en mensen, en van mensen met elkaar.
Ik begrijp dat wel, want ik heb zelf ook lang zo gedacht. Al vanaf het einde van de middelbare school ben ik in theologie geïnteresseerd en die fascinatie is gebleven. Daarnaast was ik onder de indruk gekomen van het rapport van de Club van Rome, dat al in 1972 waarschuwde dat als de groei zo door zou gaan, de aarde niet meer in de behoefte van mensen kan voorzien. Ik probeerde in mijn persoonlijk leven zo veel mogelijk rekening te houden met het milieu, maar op mijn theologie had het weinig invloed.
Tot zo’n tien jaar geleden. Ik zocht voor een lezing een theoloog die iets kon vertellen over groen geloven. Die bleken er niet veel te zijn. Als er al aandacht was voor duurzaamheid in de kerk, was dat praktisch: duurzaam beheer van het kerkgebouw en fairtrade koffie. Het was een zaak van kerkrentmeesters en diaconie, zelden van predikanten.
Toen ben ik mezelf maar gaan verdiepen in groene theologie en merkte ik dat er veel Engelstalige literatuur over beschikbaar was. De afgelopen jaren heb ik gewerkt aan een groene theologie voor de Nederlandse situatie. Ik ontdekte dat het christendom de laatste eeuwen veel te veel meegegaan is met het vooruitgangsdenken, waarin maakbaarheid en exploitatie van de aarde centraal staan. We zijn onze medeschepselen gaan beschouwen als dingen die we kunnen gebruiken zoals het ons goeddunkt. De Bijbel wordt gebruikt om zo’n houding te onderbouwen, met een verwijzing naar Psalm 8 vers 6 en 7: ‘U hebt [...] hem toevertrouwd het werk van uw handen’ en Genesis 1 vers 28: ‘Bevolk de aarde en breng haar onder je gezag’. Daarbij worden deze teksten uit hun verband gehaald. Begrippen als rentmeester en kroon van de schepping staan niet in de Bijbel, maar worden op onder meer deze teksten gebaseerd.
In de Bijbel zijn mensen echter schepselen, geen heersers over de schepping. We hebben wel een verantwoordelijkheid ten opzichte van onze medeschepselen, een zorgplicht. Voordat mensen geschapen worden, laat God de aarde planten en dieren voortbrengen in een grote verscheidenheid. En pas als God alles overziet, ziet Hij dat het zeer goed is. Door de hele Bijbel heen komt steeds weer terug dat God een relatie heeft met de hele wereld, niet alleen met mensen. Mensen en dieren worden vaak in één adem genoemd als ‘levende wezens’, in oudere vertalingen: ‘alle vlees’. Het verbond met Noach is een verbond met alle levende wezens en met de hele aarde. Die dieren zijn niet een leuk detail dat het verhaal zo geschikt maakt voor kinderbijbels, ze zijn Gods verbondspartners. Als ze zo waardevol zijn voor God, zouden ze dat ook voor ons moeten zijn.
Schepper van hemel en aarde wordt God steeds weer genoemd, in de Bijbel en in kerkdiensten. Zonder Gods adem/Geest kan niets bestaan. Te vaak beschouwen mensen alleen zichzelf als het werk van Gods handen. Of de schepping wordt gezien als enkel een verhaal over het ontstaan van alles en niet als een woord voor Gods voortdurende bemoeienis. Ik ontdekte dat de Bijbel nauwelijks onderscheid maakt tussen schepping en verlossing, beide gebeuren voortdurend. Het is onze moderne westerse manier van denken die een beginpunt en een eindpunt wil hebben voor de geschiedenis. Postmoderne filosofen hebben kritiek geleverd op die rechtlijnige manier van denken en op een bepaalde manier helpen ook zij om de Bijbel beter te begrijpen. De Bijbel zegt niets over de huidige milieuproblemen, want die waren er toen nog niet. De Bijbel zegt wel veel over de verhoudingen tussen God en de wereld en de plaats van mensen in het grote geheel.
Het lijkt misschien of die verbondenheid van God met de hele wereld vooral een thema is in het Oude Testament. Het Nieuwe Testament gaat immers over God die mens geworden is in Jezus Christus om mensen te verlossen? Nee, niet alleen. ’Het Woord is vlees geworden’ is een nauwkeuriger vertaling dan ‘mens geworden’. God is onder ons schepselen komen wonen. Als redder van de wereld – letterlijk de kosmos – niet alleen van mensen. Toen ik de antropocentrische – mensgerichte – blik los kon laten en oog kreeg voor de niet-menselijke werkelijkheid in de Bijbel, zag ik steeds meer. De scheppingspsalmen, al die dieren in het boek Job, de sabbatswetten die ook voor de dieren en zelfs voor de grond gelden, de teksten over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Hoe komt het toch dat veel bijbeluitleg natuurvijandig of natuuronverschillig is? Vooral protestantse theologen zijn vaak zo bang geweest om de natuur te vereren dat de natuur van de weeromstuit gedemoniseerd werd. Genade werd tegenover natuur geplaatst, God tegenover de wereld, bijbelse profetie tegenover de natuurreligies van andere volken. ‘De aardse moederschoot, dat is de diepte van de dood’ staat er in het Liedboek, zowel dat van 1973 als dat van 2013. Zo’n zin is tekenend voor hoe in de geschiedenis van de theologie in een moeite door de aarde en het vrouwelijke in een kwaad daglicht gesteld zijn. Het is een denken in tegenstellingen, waarbij God aan de kant van het hemelse, mannelijke, geestelijke kwam te staan en de aarde, het vrouwelijke en het lichaam minder waard geacht werden. En toen in de moderne tijd de aarde steeds verder geëxploiteerd ging worden, met behulp van steeds geavanceerdere machines en veel fossiele brandstoffen, kwam het goed van pas om de aarde niet meer als een leefgemeenschap van medeschepselen te zien, maar als een voorraad grondstoffen en voedsel.
Nu het gebruik van de aarde tot misbruik is geworden, dieren verdwijnen en de aarde ook voor veel mensen steeds onleefbaarder wordt, is het tijd voor een groene theologie. Het is de hoogste tijd, roept de engel in Openbaring 10, de bode van de Schepper van hemel en aarde. Het is de hoogste tijd om het Woord van God te horen, dat over de hele werkelijkheid gaat. Dat betekent onze afhankelijkheid beseffen van God en van onze medeschepselen, niet meer alles willen beheersen. Er is, naast de Bijbel, genoeg in de christelijke traditie om op terug te vallen. Christelijke soberheid is een goed tegenwicht tegen de maatschappelijke druk om steeds meer te consumeren. De lofzang in de liturgie is een goed tegenwicht tegen een gevoel van machteloosheid dat je kan overvallen als de omvang van de milieuproblemen tot je doordringt.
In een oogstdienst of bid- en dankdag voor gewas en arbeid kun je de vruchten van de aarde vieren en Gods liefde voor de hele wereld. Dankbaarheid komt in de plaats van hebzucht, zorgzaamheid in plaats van uitbuiting.
Dit is een voorpublicatie uit Groene theologie. Trees van Montfoort. Uitg. Skandalon, Middelburg 2019, 320 blz. € 27,50 (verschijnt op 21 maart).