Ingezonden brief: Ons brein kiest niet de makkelijkste maar de moeilijke weg
1=5, 2=10, 3=15, 4=20. Wat is dan het antwoord op de vraag 5=? Spontaan zullen de meeste mensen zeggen: 25. Maar nee, het ‘juiste’ antwoord is: 1. Want als 1=5, mag, nee: moet je het natuurlijk ook omdraaien en zeggen: 5=1. Zo zie je maar weer: het menselijk brein kiest de gemakkelijkste weg door patronen te herkennen en komt zo tot onjuiste conclusies (aldus Margriet Sitskoorn, hoogleraar klinische neuropsychologie (Nederlands Dagblad 10 mei).
Leuk natuurlijk, heel leuk, zo’n instinkertje. Maar het overtuigt mij niet.
Want als het brein ziet staan ‘1=5’, gaat het onmiddellijk aan het werk en begrijpt, dat het is-gelijk-teken hier niet de gewone betekenis kan hebben van ‘is identiek, uitwisselbaar met’. Anders gezegd: de eenheden voor het is-teken zijn niet van dezelfde aard als die erna. Was dat wel het geval, dan zou er onzin staan, want iedereen die tot tien tellen kan, weet dat 1 en 5 niet gelijk zijn. De bedoeling moet dus iets anders zijn, bijvoorbeeld ‘we spreken af, dat we als we 1 schrijven een eenheid bedoelen die uit 5 delen bestaat’. Dat kan handig zijn voor de overzichtelijkheid of voor het gemak van de berekening.
Met andere woor..
Meld u aan voor onze nieuwsbrief en lees dit artikel gratis
Bij het aanmelden gaat u akkoord met onze privacyverklaring en de algemene voorwaarden .