Wijn die in bloed verandert. Transsubstantiatie heet dat. Maar de term is problematisch geworden

‘Slechts een derde van de Amerikaanse katholieken gelooft dat de eucharistie lichaam en bloed van Christus is’, publiceerde het Amerikaanse onderzoeksinstituut Pew 5 augustus. Protestanten en liberalen sloegen een kreet van opluchting: ‘Zie je wel, zelfs katholieken zijn het met ons eens!’ ‘69 procent van de Amerikanen die zichzelf als katholiek beschouwen, gelooft niet dat het brood en de wijn tijdens een eucharistieviering daadwerkelijk lichaam en bloed van Christus worden, zoals de kerk leert’, schreef het Katholiek Nieuwsblad. Conservatieve katholieken sprongen direct in de kramp. Maar beide groepen sloegen de plank mis.
De geënquêteerde katholieken hadden namelijk de keuze gekregen uit geloof in ‘de kerkelijke leer van de transsubstantiatie’ enerzijds, en geloof dat ‘brood en wijn symbolen van lichaam en bloed van Christus zijn’ anderzijds. Transsubstantiatie tegenover symbool dus. Beide termen zijn echter hoogst problematisch als het gaat om het beschrijven van het katholieke geloof in de eucharistie.
beste wat we hadden
Katholieken geloven namelijk niet in de transsubstantiatie. Zij geloven dat de term ‘transsubstantiatie’ sinds de dertiende eeuw op verstandige en begrijpelijke wijze uitdrukking geeft aan het geloofsmysterie dat Christus werkelijk in de eucharistie aanwezig is onder de gedaanten van brood en wijn. Geloven doen katholieken in de werkelijke tegenwoordigheid, het begrip ‘transsubstantiatie’ is een theologisch hulpmiddel – en officieel verklaard tot het beste wat we hebben.
Of wellicht hadden.
moleculen
De term is problematisch geworden. Het woord ‘substantie’ klinkt in onze oren namelijk heel anders dan het in de oren van onze voorvaderen klonk. Voor ons klinken in het woord zaken mee als ‘moleculen’, ‘atomen’, ‘materie’.
Wanneer vanaf de elfde eeuw de term ‘transsubstantiatie’ intrede doet in de katholieke leer, baseren theologen als Thomas van Aquino en anderen zich echter op het filosofische denken van de Griekse wijsgeer Aristoteles. Deze gebruikte de term in een betekenis die precies het tegenovergestelde bedoelt van wat wij er nu onder verstaan. De ‘substantie’ van een object, van iets wat bestaat, is namelijk juist bij Aristoteles alles behalve de materie ervan en wat er zichtbaar of tastbaar aan is. De Griekse term die hij gebruikte (ousia), en die later in het Latijn met substantia werd vertaald, kan in onze hedendaagse taal waarschijnlijk het best vertaald worden met ‘wezen’. Aristoteles onderscheidt in zijn poging de werkelijkheid te begrijpen tussen de zogenaamde ‘accidenten’ van een object en de ‘substantie’ (het wezen) ervan. De accidenten betreffen alles wat met materialiteit en zichtbaarheid te maken heeft: kleur, vorm, materiaal. Zo kunnen de ‘accidenten’ van een kast bijvoorbeeld zijn dat deze van hout is gemaakt, bruin is en dat deze 180 centimeter hoog is. De ‘substantie’, het wezen van de kast hangt echter van deze accidenten niet af. Als we de bruine kast bijvoorbeeld met een kwast een prachtige blauwe kleur geven of de houten planken vervangen door glazen platen, verandert er volgens Aristoteles niets aan de ‘substantie’ ervan: het blijft ‘wezenlijk’ een kast. Er vindt slechts – zo zouden we kunnen zeggen – ‘trans-accidentatie’ plaats.
hocus pocus
Wanneer christenen samenkomen rond brood en wijn en de priester namens Christus voorgaat in deze eucharistie blijven alle ‘accidenten’ (het materiële en zichtbare deel van brood en wijn) hetzelfde, maar verandert juist het wezen van het brood: trans-substantiatie. Het is geen brood meer om honger te stillen en samen aan tafel te kunnen, maar brood om geestelijke honger te stillen en verzameld om met zusters en broeders werkelijk deel te nemen aan Christus’ heilsaanbod.
Er komt geen enkele hocus pocus aan te pas (ook al is deze tovenaarsterm afkomstig van de Latijnse woorden Hoc est corpus – ‘Dit is mijn Lichaam’ – teken dat dit in het verleden door gelovigen vaak wel zo werd begrepen). Transsubstantiatie is slechts invoelbaar voor mensen die innerlijk weten en geloven dat de werkelijkheid zich niet beperkt tot de materialiteit ervan. Inderdaad: daarvoor is geloof nodig.
niet werkelijk
De term ‘symbool’ is al even problematisch. In het algemene taalgebruik wordt ‘symbool’ verstaan als synoniem voor ‘niet werkelijk’, ‘niet echt’. Deze term wordt echter in de filosofie en in de christelijke traditie juist ook op een andere manier gebruikt. Als we de term namelijk gebruiken als verwijzend naar ‘dingen, plaatsen, gebeurtenissen of personen die een aanwezigheid en een besef van een andere werkelijkheid bemiddelen’, is het een woord dat ook iets van het mysterie van Christus’ werkelijke aanwezigheid kan uitdrukken.
onvangbaar
Geloven katholieken dus in de transsubstantiatie, of zien zij het als een symbool? Alles hangt ervan af hoe je de term ‘substantie’ en ‘symbool’ interpreteert, verstaat en gebruikt.
Uiteindelijk is natuurlijk alle geloofsmysterie onvangbaar in woorden. Meer nog dan dat het eucharistisch mysterie van Christus’ werkelijke tegenwoordigheid uitgelegd moet worden, moet zij worden gevierd en ervaren. Als genadevol mysterie dat alle begrip weliswaar uiteindelijk overstijgt, maar werkelijk doet leven. Omdat wij gelovig weet hebben van Zijn presentie, niet naast of boven de werkelijkheid, maar erin en erdoor. <