Jezus is niet het logische antwoord op de Joodse verwachting

Bij ons in de keuken hangt een adventskalender. Elke dag kun je iets doen, lees je een Schriftgedeelte en wordt er wat uitleg bij gegeven. Van dergelijke kalenders en leesroosters lijken er de laatste jaren steeds meer te zijn. Het is een mooie manier om voor jezelf of als gezin invulling te geven aan de tijd van verwachting naar Kerst. Je leeft als het ware met het oudtestamentische Israël mee in hun verwachting van de messias door het lezen van de profetische teksten. Maar juist op dat punt roept de adventskalender ook vragen op. Want klopt ons beeld van die verwachting wel met wat Joden in Jezus’ tijd daadwerkelijk hoopten en verwachtten?
profetieën over Jezus
Ondanks de bonte verscheidenheid aan online verkrijgbare adventskalenders zijn de teksten die voorgeschreven worden meestal dezelfde. Het zijn teksten uit het Oude Testament die al in het Nieuwe Testament of iets later door vroegchristelijke auteurs op Jezus zijn betrokken. Vanuit het geloof in Jezus gingen de eerste christenen het Oude Testament lezen als boek met profetieën over Jezus. Wie de profetieën afzonderlijk en in hun eigen context leest merkt echter dat ze nogal divers zijn. Zo spreekt Jesaja 9 erover dat God het juk verbrijzelt dat drukt op zijn volk, dat de stampende laarzen verbrand worden en dat een kind op de troon van David de heerschappij krijgt over een rijk van vrede zonder einde. Jesaja 53 spreekt over een lijdende dienaar van God die door zijn volksgenoten bespot wordt. Vóór Jezus’ komst zou men niet snel op het idee gekomen zijn dat beide teksten over dezelfde messias gaan.
Toch suggereren veel adventskalenders dat er in Israël een doorgaande en gestaag groeiende messiasverwachting was – een verwachting die (niet-messiasbelijdende) Joden vandaag nog steeds zouden koesteren. Maar de verwachting van een verlosser leeft lang niet onder alle Joden vandaag – en wat Joden in de eerste eeuw verwachtten liep zo mogelijk nog wijder uiteen. Een tekst uit de Dode Zeerollen – en ook de profeet Zacharia al – spreekt bijvoorbeeld de hoop uit dat God aan het eind der tijden twee gezalfden aanstelt: een messias uit het geslacht van David als koning en een messias uit het geslacht van Levi als priester. Geen vreemde gedachte, als we bedenken dat ook de hogepriester bij zijn aanstelling gezalfd werd (zie Exodus 40 vers 13 tot 15; Leviticus 16 vers 32).
teksten als verdediging
Nu kun je je natuurlijk afvragen of het erg is dat we het Oude Testament lezen met de kennis van later – van hoe Gods beloften vervuld zijn in Jezus. Het is immers juist belangrijk om Oude en Nieuwe Testament als eenheid te lezen. Toch schuilt er wel een gevaar in de gedachte van zo’n lineaire messiasverwachting. Je kunt er namelijk alleen op uitkomen door de onderlinge verschillen tussen profetieën uit het Oude Testament te relativeren en de koppeling met Jezus’ leven en sterven te benadrukken. Vroege christenen – te beginnen in het Nieuwe Testament zelf – deden dat om hun geloof in Jezus te verdedigen tegenover de overgrote meerderheid van Joden die niet in Jezus geloofde; om te tonen dat het Oude Testament wel degelijk Jezus aanwijst als Gods messias – en dat de Joden blind waren als ze dat niet zagen. Dat verwijt van blindheid en een gevoel van superioriteit in de uitleg van de Schrift heeft bijgedragen aan het antisemitisme in de christelijke cultuur van Europa. En de vanzelfsprekendheid waarmee profetieën één op één op Jezus worden toegepast kan het gesprek met Joden vandaag nog steeds belemmeren.
Dit is geen pleidooi om die adventskalenders maar af te schaffen en die teksten niet te lezen. Lees ze juist wel, heb dan oog voor de veelzijdigheid en realiseer je dat Jezus niet het logische antwoord op de Joodse verwachting is, maar alle menselijke verwachtingen doorkruist: als messias die moest lijden, sterven en opstaan om nogmaals te komen, en dan wel met macht, om de wereld van stampende laarzen en al het andere kwaad te bevrijden.
Arco den Heijer is docent Grieks en Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.