Embryoselectie vraagt om moreel debat
Ondanks de grote ophef over embryoselectie is er van een echt debat nog nauwelijks sprake. Een eerlijke ethische afweging is pas mogelijk, als het ene kamp de bezwaren van het andere kamp begrijpt en objectief onder woorden kan brengen.
Onverwacht heeft de discussie over embryoselectie op aanwezigheid van een gen dat borst- en darmkanker kan veroorzaken, gezorgd voor grote politieke en maatschappelijke consternatie. Een brede hoofdstroom van de Nederlandse bevolking steunt de plannen om selectie toe te staan. Een belangrijk deel van deze meerderheid vindt het voorts onacceptabel als het een minderheid van ChristenUnie of van ChristenUnie/CDA zou lukken om zijn wil aan de meerderheid op te leggen. Wie embryoselectie niet wil toestaan, wordt medeverantwoordelijk gemaakt voor het leed van erfelijke borstkanker. Een voorbeeld hiervan was het NOVA -interview afgelopen vrijdag, waarin presentator Twan Huijs de ethicus Henk Jochemsen hoog aan de schandpaal nagelde. Zelden zijn de emoties zo hoog opgelopen, zelden de verdachtmakingen zo diep gegaan.
Machtswoorden
Ondertussen moeten we concluderen dat van een echte discussie nauwelijks sprake is. Het lijkt er op voorhand op dat deze morele kwestie gaat worden beslecht door machtswoorden: het machtswoord van een kleine regeringspartij, het machtswoord van een parlement. De suggestie wordt gewekt dat een morele discussie ook geeneens nodig is, net zo min als we hoeven te discussiëren over de vraag of roken de gezondheid schaadt. De zaak is zo klaar als een klontje en het éigenlijke probleem zijn degenen die hier een probleem van maken. Framing the debate heet dit verschijnsel: door de wijze waarop de kwestie door politici en journalisten wordt beschreven, is al op voorhand duidelijk dat er maar één rechtvaardige uitkomst is.
Het is in dit stadium dat alle hens aan dek moeten voor de terugkeer naar een morele discussie. Kenmerkend voor zo'n discussie is dat alle argumenten, voor en tegen embryoselectie, op zo'n manier in beeld komen dat alle partijen zich begrepen voelen. Dat we dat van politici niet moeten vragen, is wel duidelijk uit het optreden van bijvoorbeeld VVD-voorman Rutte met zijn woede over de kortzichtigheid van de tegenstanders. Wat we nu zien, is dat een complex ethisch probleem voortijdig voor de politieke leeuwen is gegooid. Politici zijn geen ethici en ze moeten ook vooral niet doen alsof.
Positie kiezen
Hoe dan wel? In de colleges ethiek is een van de eerste lessen die wij onze studenten voorhouden, deze: er is niets mis met een heldere ethische positie (hoe die er ook uitziet). Maar je kunt pas een ethische afweging maken wanneer je de argumenten van je 'tegenstander' hebt begrepen en die in je eigen woorden zonder cynisme of woede kunt herhalen. Natuurlijk geldt die vereiste van 'morele empathie' beide partijen.
Tegenstanders van embryoselectie doen er goed aan, uitgebreid stil te staan bij de nood van degenen die menen dat selectie hun enige kans is om een groot onheil af te wenden. Er is geen enkele reden om die nood te kleineren. Ook doen zij er goed aan om zich in te leven in het argument dat in een democratie uiteindelijk natuurlijk de meeste stemmen gelden.
Maar dan de 'voorstanders'. Zijn zij in staat om nuchter, zonder verwijten of verholen cynisme, te beschrijven waarom anderen moeite hebben met embryoselectie? Veel verder dan 'kennelijke principiële bezwaren' of 'angst voor een hellend vlak' komen zij niet, en zij spreken die woorden uit alsof het schuttingtaal betreft. Als zij zich zouden verdiepen in die argumenten, zouden zij ontdekken dat die argumenten meer zijn dan 'privéopvattingen' of 'godsdienstige overtuigingen'. Men zou ontdekken dat de angst dat sommige mensen niet mogen bestaan ons allemáál eigen is, en een soort oerangst vormt van ieder mens. Men zou ontdekken dat angst voor een hellend vlak een zeer reële angst is, die niet kan worden weggenomen met een simpel 'we zijn er toch allemaal bij'.
Hellend vlak
Hellende vlakken bestaan, dat weet iedereen die al langer meedraait; dus de geheel gerechtvaardigde vraag is: hoe maken wij hellende vlakken beheersbaar? Welke waarborgen hebben we om aan te nemen dat 'Maastricht' niet het begin is van een onafzienbare weg waarin het ene na het andere nieuwe genetische risico aanleiding wordt voor ivf en embryoselectie? Met een totale medicalisering en moralisering van de voortplanting als gevolg? Bij die moralisering gaat het om de tendens dat mensen steeds meer verantwoordelijkheid worden gehouden voor de gezondheid van hun nageslacht.
Een volwassen ethisch debat simplificeert een ethisch probleem dus niet weg. Er moet een commissie in Nederland aan de slag die zonder last of ruggenspraak alle ethische en maatschappelijke kanten van embryoselectie, rijp en groen, de revue laat passeren. Zo'n commissie moet niet uit zijn op consensus, want die is op dit terrein onhaalbaar. Zij moet slechts uit zijn op analyse en begrip. Als aan het einde van dat proces de partijen elkaars positie écht begrepen hebben, start het proces van politieke kadervorming. Daarbij kan het niet anders of er zullen ook dan 'winnaars' en 'verliezers' zijn.
Dr. Theo Boer is Universitair Docent ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) te Utrecht. Hij publiceerde over dit onderwerp recentelijk 'Stem Cells, Pluralism, and Moral Empathy', in: Lars Östnor (ed.), Ethics and Embryos: Interdisciplinary Perspectives. Dordrecht: Springer 2008, 121-134.
de mening van het Nederlands Dagblad