Bergsport: riskant, niet onverantwoord
De bergsport is behalve met genoegens en spanning ook met ethische problemen omgeven. Een daarvan is het feit dat klimmen volgens velen een onveilige bezigheid is. Het ongeluk waarbij vorige week vier Nederlanders in de Alpen omkwamen, is daarvan een tragische illustratie. In dit artikel bespreekt ethicus Theo Boer het probleem van de 'onveiligheid' van de bergsport.
'Pas op met klimmen!', 'Blijf lekker thuis!' Dat zijn deviezen die menige bergsporter door bezorgde collega's, familieleden en vrienden krijgt toegevoegd. En als er iets gebeurd is, wordt achteraf geconstateerd: 'Zie je wel, hij of zij had de bergen niet moeten ingaan'. Velen zijn van
mening dat bergsporters hun leven in de waagschaal stellen. Ook in de reisverhalen van ervaren bergbeklimmers zelf komt het 'doodsmotief' trouwens opvallend vaak voor. Wie de dood in de ogen heeft gezien, heeft de mooiste verhalen. Gelukkig zijn verreweg de meeste beoefenaars van bergsport, ook de meer riskante vormen, geen levensmoede durfals. Toch ontkomen we niet aan het nuchtere feit dat de kans dat je als bergsporter op een willekeurige beklimming iets ernstigs overkomt, vele malen hoger is dan tijdens een willekeurige autorit.
Bergsporters zijn gehouden om veilig te klimmen. Maar kan dat? Het bestaan van veiligheidscommissies bij de meeste bergsportverenigingen duidt er op dat dit inderdaad mogelijk is. Het inschatten van lawinegevaren, de weersontwikkeling of de moeilijkheidsgraad van het terrein, het vergroten van je eigen kundigheid, en het ontwikkelen van steeds beter materiaal - het heeft ongetwijfeld velen voor de dood behoed. Voortbordurend op dat werk van die veiligheidscommissies kun je de risico's verwerken in een samenhangende beoordeling, resulterend in een eindoordeel: de voorgenomen tocht is veilig (of niet).
Samenspel
Ervaringen leren dat veiligheid op het ene terrein vaak afhankelijk is van veiligheid op het andere. Het is opmerkelijk dat tragische gebeurtenissen vrijwel nooit op een enkel aspect zijn terug te voeren, maar op een samenspel van factoren. De ramp op de Everest in 1997 illustreert dit. Er was sprake van een combinatie van objectieve factoren (een weersomslag op grote hoogte) en subjectieve factoren (met name vermoeidheid, ambitie en onvoldoende inzicht in de aankomende weersomslag). In een samenhangende beoordeling moet je beide typen factoren meenemen.
Risico's
De veiligheids- c.q. risicoaspecten omvatten: de kans op lawines, gevaar voor steenslag, de moeilijkheidsgraad, het weer, de conditie, de motivatie (is de gemiddelde motivatie matig, dan kan aan eventuele uitdagingen veel moeilijker het hoofd worden geboden), de uitrusting, de oriëntatie (bekendheid met het terrein c.q. vaardigheden tot oriëntatie via kaart, kompas en/ of gps), hoogteaanpassing (aan de zwakste van de medeklimmers) en de mogelijkheid tot eventuele reddingspogingen.
Een tocht is onveilig als ook maar een van de onderdelen een negen krijgt. De durfals daargelaten, die hun eigen redenen hebben om extreme gevaren aan te gaan, is voor een gewone alpinist (of groep alpinisten) één enkele risicofactor met het cijfer negen (zoals een zeer grote kans op een lawine of een slechte conditie) al voldoende om een alternatief tijdverdrijf te zoeken.
In de tweede plaats mag het maximum niet bij twee onderdelen tegelijk boven de zeven uitkomen. Dus een matige conditie van één van de klimmers is onoverkomelijk als de groep zich daarmee in (voor hem) zeer moeilijk terrein wil begeven, of wanneer er kans is op heel slecht weer.
Ten derde is een tocht onveilig wanneer alle risico's met elkaar vermenigvuldigd, de score 1200 punten of hoger is (tochten tussen de 250 en 1200 punten gelden als 'riskant').
Checklist
Een integrale beoordeling heeft veel voordelen. Je hebt een checklist van alle risico's samen, de interactie tussen risicofactoren wordt benoemd en het bevordert de eerlijkheid naar jezelf, je medeklimmers en de thuisblijvers. De beoordeling van risico's blijft grotendeels een subjectieve aangelegenheid. Wie per se wil klimmen, zal de neiging hebben risico's te kleineren. Tegen notoire durfals is geen enkele risicobeoordeling opgewassen. De beoordeling vraagt dus om een dosis eerlijkheid.
De beoordeling van de veiligheid van een tocht of beklimming kan dikwijls pas ter plekke gemaakt worden. Dat heeft als nadeel dat alle voorbereidingen al zijn getroffen, het geld is uitgegeven en alle verwachtingen zijn gericht op het volbrengen van de tocht.
Echte held
Dit kan een nuchtere beoordeling negatief beïnvloeden. Dat blijkt ook uit een constatering van een veiligheidscommissie: ,,De meeste ongevallen met dodelijke afloop zijn te wijten aan het niet goed inschatten van de gevolgen van zich wijzigende omstandigheden tijdens een tocht. Omkeren en terugklimmen vormen een hoge psychologische drempel''. Anders gezegd: de echte held is dikwijls degene die zich durft om te draaien.
Ook als een tocht als 'veilig' kan worden gekwalificeerd, betekent dat niet dat hij ook veilig is. Ook de veiligste auto kan een ongeluk krijgen. Als er in de bergen een ongeluk gebeurt, is dat dus geen reden om achteraf te zeggen: we hadden niet moeten gaan. Als iemand een auto-ongeluk krijgt, is dat ook niet op voorhand een reden om te zeggen: we deden er fout aan door op weg te gaan. Maar ook het omgekeerde geldt: als je zonder kleerscheuren in het dal arriveert, is dat nog geenszins het bewijs dat je veilig hebt geklommen. Als je zonder gevoel voor gevaren de bergen in gaat, worden ze pas echt gevaarlijk.
Onder normale omstandigheden zijn verreweg de meeste risicofactoren in de bergsport sterk in te dammen. Wel gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat bergsport in zijn meer aansprekende vormen toch altijd riskanter is dan postzegels verzamelen of tennissen.
Theo Boer is universitair docent ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit te Utrecht. Dit artikel is een bewerkte versie van een eerder gepubliceerde bijdrage in BOBA, tijdschrift van de Belgische Alpenclub, Klim- en Bergsportfederatie.
de mening van het Nederlands Dagblad