Herhaling is de beste leermeester
In het Nederlands Dagblad van 5 augustus werd in het artikel 'Eerst oefenen met de rekensommen van opa' gemeld dat volgens de Inspectie van het Onderwijs het met het rekenonderwijs op veel basisscholen maar slecht gesteld is. Dat is voor een belangrijk deel de schuld van tal van beleidswijzigingen die het onderwijs de afgelopen jaren zijn opgelegd.
In het onderwijs is er op verschillende manieren sprake van herhaling. Nog steeds en dat moet zo blijven 'is herhaling de beste leermeester'. Hierbij wordt een appel gedaan op het gezonde verstand van de leerling. Daarnaast is er sprake van een herhaling die meer een ad hoc-karakter heeft. Er wordt dan niet volgens een duidelijk plan gewerkt, maar van geval tot geval worden er beleidswijzigingen ingezet.
Die beleidswijzigingen zijn meestal een gevolg van gewijzigde opvattingen over het onderwijs. De meest ingrijpende van de laatste jaren is het samengaan van het kleuteronderwijs en lager onderwijs geweest. Als gevolg hiervan is in de jaren tachtig van de vorige eeuw de basisschool ontstaan. Om een goede aansluiting te hebben met de snel veranderende samenleving moet het onderwijs in beweging zijn. Dat betekent echter niet dat 'alles' wat langskomt en interessant lijkt ook daadwerkelijk moet worden ingezet. Het is dus ook maar de vraag of het samengaan van het kleuter- en lageronderwijs in 1985 een verstandig besluit is geweest. Zeker wanneer je het over het verwerven van leerstof hebt, zijn er grote verschillen waar te nemen bij leerlingen in de kleuterleeftijd en leerlingen in groep 8.
Eénpitters
Waar het mij hier om gaat, is dat er in het onderwijs soms tot een ingrijpende verandering wordt overgegaan, zonder daarbij de consequenties op langere termijn te overzien. In het voortgezet onderwijs heeft de Mammoetwet in 1968 vele veranderingen tot gevolg gehad. Dit hield in dat er scholengemeenschappen werden gevormd. Het gevolg hiervan was dat er grote en onpersoonlijke instituten zijn ontstaan. Dit past niet bij het onderwijs. Vandaar dat de laatste tijd de roep steeds duidelijker wordt om het onderwijs in overzichtelijke eenheden te organiseren, waarin men elkaar kent: de leerling de medeleerling, de leraar de leerling en de directeur de leerling en de leraar.
Gezien het vorenstaande vind ik het verbazingwekkend dat nu in het primair onderwijs een schaalvergrotingsoperatie gaande is. Vanwege de invoering van een nieuwe financieringsvorm (lumpsum) zou het nodig zijn om de kleinere basisscholen in grotere eenheden om te zetten. Nu blijkt echter dat met de komst van lumpsum er financieel geen enkele reden is om aan fusies te werken. Integendeel de zogenaamde éénpitters (één school met één bestuur) blijken er financieel goed voor te staan. Dat zou wellicht mede een gevolg kunnen zijn van het feit dat er geen gelden nodig zijn voor bovenschools management en voor overhead. Bovendien wordt er op éénpitters onderwijskundig prima werk geleverd en is de betrokkenheid van zowel ouders als leerkracht groot!
Het onderwijs moet zo dicht mogelijk bij de leerling worden georganiseerd. Dat geldt voor het voortgezet onderwijs, maar zeker ook voor het basisonderwijs. We moeten alles in het werk stellen om wat de scholen van voortgezet onderwijs is overkomen bij de basisscholen te voorkomen. Dat zou een herhaling van zetten zijn die desastreuze gevolgen heeft.
Het is de hoogste tijd om ons te realiseren dat we minder tijd en energie moeten investeren in de structuur van het onderwijs. We moeten daarentegen juist meer spreken over de lesinhoud en de manier waarop er wordt les gegeven.
Leermeester
Hiermee kom ik bij mijn tweede aandachtspunt, namelijk de herhaling van de leerstof. Naast het risico van de beleidsmatige herhaling constateer ik in het onderwijs ook een inhoudelijke herhaling. Hierover ben ik positief. Zonder herhaling kan het onderwijs niet. De inhoud van de lesstof moet aangepast zijn aan de omstandigheden van deze tijd. Daarnaast moet er via instructie en inoefening van de leerstof kennis worden aangebracht. Daarbij is het adagium 'herhaling is de beste leermeester' onverkort van toepassing.Dat element hebben we mede door deze tijd waarin alles vlug en snel moet worden verwerkt, uit het oog verloren. Zo hebben we in het onderwijs ook het consequent aanbieden van zinsontleding en woordbenoeming bij taal en het cijferen bij rekenen langzamerhand laten verdwijnen. Naar mijn mening zijn dit elementaire onderdelen van twee hoofdvakken die de leerlingen op de basisschool moeten hebben gehad. Dat daarnaast ook bij de zaakvakken voldoende kennis moet worden overgebracht is uiteraard duidelijk. Naar mijn mening ligt hier de grootste oorzaak van het geringe historische besef en de matige topografische kennis van de huidige leerlingen.
Momenteel bereidt de Inspectie van het Onderwijs een rapport voor waarin wordt gesteld dat bij meer dan een kwart van de Nederlandse basisscholen het rekenonderwijs onvoldoende is. Er zou veel meer aan cijferen moeten worden gedaan. De 'oude' staartdelingen en grote keersommen onder elkaar moeten weer worden aangeboden (op onze basisschool hebben we dat steeds gedaan naast het hanteren van een realistische rekenmethode). Het verbaast me enorm dat de Inspectie met deze berichtgeving komt, want ze heeft boter op het hoofd. Met de invoering twintig jaar geleden van de realistische rekenmethode kwamen als vanzelf de ouderwetse deel- en keersommen te vervallen. Het staat me nog helder voor ogen dat het didactisch niet verantwoord was om hieraan nog aandacht te besteden. Wat mij betreft moeten beide elementen in het rekenonderwijs veel aandacht krijgen: veel trainen om goed te kunnen cijferen (trainen van optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen) om daarmee sommen in een context te kunnen berekenen (realistisch rekenen).
Kees Boender is directeur van de christelijke basisschool de Bron te Molenaarsgraaf.
Dossier:
de mening van het Nederlands Dagblad