Commentaar: Blijf het zingen, 'Komt allen tezamen'
De kerstmaaltijd is op, de familie is weg, de boom staat er nog in blessuretijd, in de kerk gaat het licht weer aan. Het duurt een jaar voordat we weer ‘Komt allen tezamen’ zingen. Hoe gaan we dat jaar door?
De kerk krimpt, als golven die terugwijken bij laagwater, steeds verder, en schelpen achterlaten op kaal zand. Ouders zien kinderen wegzwerven. Voorgangers raken burn-out. In gemeenten kunnen mensen die alles precies weten (maar wat?) en mensen die beweging willen (maar waarheen?), het lastig met elkaar uithouden. En in de toenadering tussen kerken lijkt het ook wel afgaand getij. Nu we elkaar écht in beeld hebben gekregen, bevalt dat niet altijd. Er staan regels in de weg en verschillen van inzicht. En we steken de wortels van onze identiteit dieper de grond in, op zoek naar water en houvast.
Jonge dominees kregen deze week van een wijze, oude collega een hart onder de riem. Wat is de maatschappij en wat is de kerk veranderd, vergeleken met ‘vroeger’. Geen wonder als ze zich opgebrand of teleurgesteld voelen. Je gunt hun een oud en wijs gemeentelid, die met hen meeleeft en bidt. En een gemeente die minder veeleisend en kritisch is. Je gunt voorgangers ook een uitdagende opleiding, waarin ze niet alleen veel leren over Bijbel en geloof, maar ook over de wereld, de mensen en de tijd. En zelf kunnen ze ook naar ontspanning zoeken: de gemeente is geen dood paard waar zij aan moeten trekken, het zijn schapen waarmee de Herder al veel langer op weg is.
Ook gemeenten waarin mensen uit diverse kerkverbanden samenkomen, ontvingen een bemoedigende brief. Zij kunnen laten zien hoe je samen de eenheid in Christus kunt beleven – ook als vanuit de eigen kerk soms de teugels ineens strak worden getrokken.
Als Paulus nu zou willen schrijven aan christenen die zichzelf ‘van Apollos’, ‘van Paulus’, ‘van Petrus’ of ‘van Christus’ noemen, dan kon hij met één brief niet volstaan. Die gemeente is allang uiteengegaan in vijftig tinten zwart-wit en grijs. En soms is er een gemeente (zoals nu in Kampen) die zegt: verschil is er, maar de ruimte om samen avondmaal te vieren, geven we niet op.
De kerk, dat is een optocht door de tijd, van mensen die Jezus volgen. Daar zit van alles aan geloofsregels en afspraken omheen – nodig soms, al was het maar omdat het in de geschiedenis zo is gegaan; ook heel wat ballast, die soms het evangelie in de weg zit. Het is een roeping om dat wat verdeelt of dreigt te verdelen, steeds weer tegen het licht te houden. De tafel is niet van ons. Wie zich toevertrouwt aan de Vader, de Zoon en de Geest, hoort erbij. ‘Komt, laten wij aanbidden ...’
de mening van het Nederlands Dagblad