Dat christelijke partijen flink inleveren is begrijpelijk én past misschien wel beter bij het christendom
Er gebeurde nóg iets historisch bij de verkiezingen van woensdag: nooit werden er zo weinig stemmen op christelijke partijen uitgebracht. CDA, ChristenUnie en SGP wisten een kleine 800.000 kiezers achter zich te krijgen. In 1922, bij de eerste verkiezingen sinds de invoering van het algemeen kiesrecht, vergaarden de christelijke partijen er zowat twee keer zoveel. Terwijl de Nederlandse bevolking toen elf miljoen mensen minder telde. Dat historische dieptepunt van deze week verdient een markering, maar is bepaald geen verrassing. De gestage krimp van de christelijke politiek in Nederland is al tijden aan de gang.
Het laagterecord moet voor een fiks deel op het conto van het CDA worden geschreven. In vergelijking met de vorige provinciale verkiezingen verloor de partij zowat veertig procent. Het christelijke karakter van het CDA was voor veel kiezers al een tijdlang niet meer hét argument om een stem op de partij uit te brengen. De christendemocraten profileerden zich al lang niet meer als een confessionele partij.
Dat kan niet gezegd worden van ChristenUnie en SGP. Als het in Nederland over christelijke politieke partijen gaat, ligt het voor de hand om daarbij onderscheid te maken tussen CU en SGP aan de ene kant, en het CDA aan de andere. De CU leverde twintig procent in, in vergelijking met 2019. De SGP noteerde juist een plus, van zo’n tien pr..
de mening van het Nederlands Dagblad