Column Hilbrand: bliksembezoek aan Nairobi
Een bezoek aan Nairobi, de hoofdstad van Kenia. Het is een verrassing; een vriend is jarig, hij wordt vijftig, ineens staan er vijf Nederlanders voor de deur. Afrika komt weer bij me binnen. De rode aarde, de blauwe lucht en de geuren. Het is stralend weer, midden in de regentijd. We genieten ervan: samen rond een kampvuur op een plekje van de wereld, herinneringen afstoffen, banden aanhalen, gewekt worden door de vogels, een glas heffen en een (lof)lied aanheffen.
Wie wil weten hoe snel Afrika verandert, moet hier zijn, in Nairobi. Lees De Afrikaanse droom (2018) van Carien Westerveld, een excellent boek over de groeiende middenklasse in Nairobi en de spagaat tussen oud en nieuw, geloof en bijgeloof, stad en platteland, traditie en individualisme.
Het wemelt in Kenia van de kerkjes. Maar daaronder is van alles aan de hand. Corrupte politici, zo schrijft een columniste in de Daily Nation, moeten niet zo snel om vergeving vragen. En ze moeten het vooral niet zo snel kríjgen, want daarmee hol je dat begrip uit.
Het platteland voelt overal dichtbij. Zelfs de hipste zakenman of -vrouw heeft ouders of grootouders in een gehuchtje ‘up country’. Eigen grondbezit is heilig en ook kantoormensen verdienen graag wat bij als deeltijdboer. De kranten pakken dan ook uit met agrarische tips.
Met vertraging dringt er nog iets tot me door: alle plastic zakken zijn weg! Decennia waaiden die vrij rond, cynisch ‘African flowers’ genoemd: klapperend in de struiken, aangevreten door geiten.
Kenia wilde niet achterblijven bij de buurlanden en ging alsnog de strijd aan. Het is een mirakel.
De jarige vriend, Adriaan Mol, sociaal ondernemer, ziet het praktischer: ‘Gewoon de bron afknijpen, de productie verbieden en klaar.’ Als dat in Kenia kan, zou je zeggen, dan ook in Nederland. Toch? Sinds mijn laatste bezoek in 2012 is er een web van nieuwe wegen aangelegd. Het centrum is nog steeds één groot verkeersinfarct; de bouwwoede is enorm, overal staan hijskranen. Dierbare plekken zijn totaal van aanzien veranderd, zandpaden verdwenen onder asfalt. Voor pleisterplaatsen die hetzelfde blijven en een besef bewaren van continuïteit en stabiliteit (broodnodig voor de ziel, lijkt mij) moet je toch echt buiten zijn, op het land. Nee, Nairobi is geen stad om je al te zeer te hechten aan plekken. Eerder aan mensen.
En dat is precies wat we er kwamen doen.