Psst: Is dat hele geitenwollensokkenstadium zélf niet een keertje voorbij?
Vorige week stond-ie ineens weer eens in de krant: de geitenwollen sok. ‘Het hebben van een duurzaam huis is het geitenwollensokkenstadium voorbij.’ Best een mooi woord, maar is dat hele geitenwollensokkenstadium zélf niet een keertje voorbij? Dat is het clichébeeld uit de jaren zestig en zeventig: ‘wat wereldvreemde figuur met vage, linkse denkbeelden’ – zo haalde hij zelfs de Digitale Van Dale. Met z’n dikke, grijzige wollen sokken in platte sandalen, een wijde ribfluwelen broek en slobbertrui; daarboven een onverzorgde baard en lang, pluizig haar. Gitaar op de knieën en een joint achter het oor. Peace, man. (Er waren ook mensen met wat concretere linkse denkbeelden, dit voor een goed begrip. Die organiseerden krakersrellen en gooiden stenen naar de Mobiele Eenheid.)
Met het softe buurthuistype is in het tijdperk-Lubbers/Brinkman afgerekend. Wegbezuinigd, op de oprit van de neoliberale snelweg neergezet.
‘Geitenwollen sokken’ zijn trouwens meestal van schapenwol. Alleen daarom al. Wereldvreemde figuren vind je nu vooral bij de probleemontkenners, de wegkijkers, de versimpelaars, de naar-de-ander-wijzers, de mensen van de eigen kleine kring. Strakkepakkentypes, en vaak mensen zoals ik, in een onbestemde kledingstijl.