Bidden om regen in een tijd van droogte
Het is El Niño-tijd. De golfstroom in de Stille Oceaan is gewijzigd en dat beïnvloedt het weer over de hele wereld. In Zuid-Afrika is dat te merken. De akkers en wijngaarden verdrogen. De vijftiendaagse weersverwachting voor Malmesbury, een van de graanschuren van Zuid-Afrika, liegt er niet om: onveranderlijk rond de 30 graden en elke dag 0 mm regen. Boeren zijn wanhopig en wat erger is: men verwacht in de buurlanden een hongersnood met duizenden doden. Er worden bidstonden georganiseerd. Men roept tot God om hulp.
Tijdens een van de vorige El Niño-perioden was ik in Indonesië. Ook daar was de droogte verzengend. In de zondagse kerkdienst ging een Amerikaanse zendeling voor. Vóór het gebed vroeg hij aan de gemeente of er bijzondere voorbeden waren. De eerste reactie was: ‘Wilt u om regen bidden?’ Het antwoord van de voorganger was glashelder: ‘Mijn theologie verbiedt mij daarvoor te bidden, want regen is een natuurverschijnsel. Dat gaat buiten God om.’ Over regen gaan depressies en El Niño. Daar staat God helemaal buiten.
paraplu
In die tijd was er in Zuid-Afrika ook een bidstond om regen. De hemel was strakblauw en er stond een verzengende wind. Op weg naar de kerk liep een mevrouw met een paraplu. ‘Wat moet je nu met een paraplu met dit weer?’, vroeg iemand haar. ‘We gaan toch bidden om regen!’, was haar antwoord.
Ze had haar paraplu nodig toen de dienst was afgelopen – en zelfs met paraplu werd ze nog nat. Het goot met bakken uit de hemel – uit de hemel inderdaad.
Wie had er gelijk, de zendeling in Jakarta of de mevrouw in Prieska? Hij had theologie gestudeerd en kwam van een Amerikaanse universiteit. Zij had nauwelijks lagere school gehad en kwam van het Afrikaanse platteland. Maar haar theologie groef wel heel wat dieper dan de zijne. God is de God die wolken, lucht en winden wijst spoor en loop en baan. Hij wijst ook El Niño zijn baan. En Hij verandert de strakblauwe hemel in een bron van levenbrengend water.
Gaat het altijd zo als die avond in Prieska? We weten dat het vaak anders gaat. Er zijn en blijven mislukte oogsten en hongersnoden, te midden van bidstonden en smeken om water tot God. Soms denken mensen te simpel over gebed: als je bidt, krijg je het en als je het niet krijgt, dan heb je niet het geloof van de vrouw met de paraplu. Ik herinner me het gebed van mijn vader, aan de keukentafel van de oude boerderij. ‘Zo het in uw raad kan bestaan.’ En de raad van God was vaak anders dan de regen waarop gehoopt werd. Daarbij gaat het niet om een noodlot, maar om een besef van diepe afhankelijkheid. ‘Wij zijn diep en steil afhankelijk van U’, werd in hetzelfde gebed gezegd. Soms schenkt God in zijn welbehagen regen op het droge land. Soms is het lijden van honger tot de dood erop volgt, de weg die zijn raad voor ons heeft bereid. Want Hij gaat over El Niño.
kerstkind
Hij gaat ook de weg van El Niño; ‘het kerstkind’ betekent dat, omdat het natuurverschijnsel gewoonlijk rond Kerst begint. En El Niño bepaalt de raad van God: de weg van strijd en zorgen, de weg van het koninkrijk. De weg van ‘niet mijn wil geschiede, maar de uwe’. Die wil is geen noodlot, maar schenkt ons de diepe afhankelijkheid waarin we smeken om regen. Laat de drinkbeker van de droogte aan ons voorbijgaan, ‘zo het in uw raad kan bestaan’. Echter niet mijn wil geschiede, maar de uwe. Leer ons eerst de weg van het Koninkrijk en in dat perspectief vragen we om het brood, het Brood des Levens, en dan ook het brood om te leven.
Soms krijgt men de indruk dat we ons bewegen tussen de predikant in Jakarta en de mevrouw met de paraplu: God gaat er niet over óf we krijgen zeker wat we bidden (als we tenminste goed geloven). De afhankelijkheid – diep en steil – van ‘zo het in uw raad kon bestaan’ gaat net een slag dieper.
Deze houding van afhankelijkheid kan misschien ook de boeren helpen in het dilemma waarin ze zich onder elkaar bevinden. Moeten we met de beperkte hoeveelheid overgebleven water de wijngaarden bevloeien die met weinig toe kunnen, en dus daar een goede oogst verwachten – en de rest laten doodgaan? Of moeten we het water delen, zodat hopelijk de meeste wijnstokken overleven – maar niemand een goede oogst heeft? We moeten iets opgeven. Maar wie moet dat? En wat?