Kruimeldief: de antithese is een beestje
Volken heb ik uitgeroeid, hun torens vernield, hun straten verwoest, niemand kan er door. Hun steden zijn vernietigd, geen mens kan er meer wonen. Ik zei: ‘Heb toch ontzag voor mij, laat je door mij vermanen.’ Dan zou haar woonplaats niet vernietigd zijn, dan had ik haar niet hoeven te straffen. Maar nee, ze deden telkens weer de schandelijkste dingen.
Sefanja 3, vers 6 en 7
Onlangs zei een christelijke jongere in alle argeloosheid tegen me: ‘Ik vind het niet belangrijk of mijn toekomstige partner christen is of niet.’
Vaarwel antithese. Antithese? De antithese is een beestje dat op muffe zolders een verborgen bestaan leidt. De antithese, meervoud anthithesers, is dol op behangstijfsel.
Zo, jonge lezertjes – bestaan die nog? – weten nu weer iets meer. Oudere lezers zullen er eens te meer van overtuigd zijn dat schrijvers dezes niet goed wijs is.
Klopt. De antithese is geen insect. Het is een begrip uit een voltooid verleden kerkelijk vocabulaire. Toen ik nog een jong lezertje was, kwam ik in deze krant geregeld het woord antithese tegen. Het was de tijd dat voorgangers er hun hand niet voor omdraaiden ons toe te roepen dat de Here onze ‘Go’el’ (spreek uit: goo-eel) was of dat wij ‘kuriakè’ waren. Gooeel had niets met Zuid-Amerikaanse voetbalreporters te maken. Het betekent: Verlosser, maar dat was blijkbaar een te moeilijk woord voor eenvoudige dominees. Kuriakè betekende dat iets of iemand ‘van de Here’ was. Ook erg lastig Nederlands.
Het begrip antithese is met het go’el en het kuriakè ten grave gedragen. Ik mis ze niet. Ondertussen blijft de zaak van de antithese onverminderd actueel. Antithese is gewoon een moeilijk woord dat aangeeft dat twee zaken tegenover elkaar én op gespannen voet met elkaar staan. Het begrip stamt uit de tijd van Abraham Kuyper (1837-1920) die er op het politieke terrein de tegenstelling mee typeerde tussen wie zich laten leiden door wat de mens goed acht én zij die zich door Gods geboden laten leiden. Van daaruit werd de antithese een begrip dat de scheidslijn aanduidde die door de wereld loopt: vóór de Here of tegen de Here. Die scheidslijn is er nog steeds.
Ik moest aan dit overleden begrip denken, toen ik in het Bijbelboek Sefanja las wat er met de volken rondom Juda stond te gebeuren. De Filistijnen (West), Moab en Ammon (Oost), Nubië (Egypte, Zuid) en Assyrië (Noord) zouden ten onder gaan. Het waren vijanden van God. Ook van Israël? Vaak wel, soms ook niet. Gods mensen waren er goed in de scheidslijn te ontkennen of te negeren. In Sefanja wordt duidelijk dat Gods tegenstanders aan de andere kant van de streep, geen toekomst hebben; langs alle streken van het kompas delven zij het onderspit. God wijst er in Sefanja 3 op dat Hij dit ook in het verleden al duidelijk had gemaakt. Sodom, daar moet je wezen, dacht Lot. We weten hoe het afliep. Amalek viel in de woestijnjaren Israëls achterhoede aan beroofde zichzelf zo van een toekomst (Deuteronomium 28, vers 17-19). De zeven goddeloze volken van Kanaän waren al sinds Genesis 15 gedoemd te verdwijnen. God zegt dat hierin een les lag voor zijn mensen, maar dat zij die niet ter harte wilden nemen. Er loopt nog steeds een messcherpe scheidslijn door de wereld. Die loopt én (daar vertellen Sefanja 1 en 3 ook klip-en-klaar over) allereerst dwars door Gods eigen volk, maar vervolgens dwars door de rest van de wereld. Zie ik haar nog lopen? En aan welke kant stel ik mij op?
‘Ik vind het niet belangrijk of mijn mogelijke partner christen is of niet …’ Waar is het misgegaan? Je zou bijna wensen dat er ergens een voorganger het begrip ‘antithese’ reanimeert. Want het blijft waar: iedereen is welkom, maar: wie niet voor Mij is, is tegen Mij. Punt uit. Liefelijker mogen wij het niet maken.