Bram van de Beek: De staat kan niet tegen de radicale islam op. Gaat de kerk die leegte vullen?
We zien hen regelmatig op het nieuws: radicale imams die mensen oproepen tot een even radicale islam, waarin geweld niet wordt geschuwd. De moskeeën waarin ze optreden, worden vaak gesponsord vanuit landen in het Midden-Oosten. Ze zijn deel van een propagandamachine van de islamitische wereld ter verspreiding van haar godsdienst. En verspreiding van deze godsdienst betekent de vernietiging van de tegenstanders.
De reactie ligt voor de hand: stop die sponsoring, verbied deze imams de toegang tot ons land en als ze daar wonen, verbied dan hun optreden. Dat blijkt echter niet zo makkelijk. Vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting, internationale politiek, economische belangen – het zijn allemaal obstakels tegen voor de hand liggende maatregelen.
Maar moeten we niet wat dieper graven? Hoe is het met middelen uit christelijke fondsen in het Westen? We sturen zendelingen uit en ze worden betaald vanuit Nederland en uit heel veel andere landen. Ze zijn er ook in het Midden-Oosten. Voor de moslims zijn ze een gruwel: de verschrikking dat in de wereld van de islam propaganda gemaakt wordt voor een verfoeilijke godsdienst. Hebben we daar ooit een probleem van gemaakt? Kortom: meten we niet met twee maten?
alle godsdiensten gelijk
Het probleem ligt veel dieper. Nederland – en andere landen in Europa – heeft geen goed antwoord op de radicale islam.
Dat komt door het beginsel van neutraliteit van godsdienst in het publieke domein. Voor de wet zijn alle godsdiensten gelijk. De wet velt immers geen oordeel over de inhoud van de godsdienst. Dan blijft er niets anders over dan een paar algemeen humanistisch geformuleerde regels over haatzaaien en opruiing. Dat zijn lastige begrippen en ze schuren voortdurend met de idealen van vrijheid van godsdienst.
Het eigenlijke probleem is dat het Westen geen inhoudelijk antwoord heeft op hetzelfde niveau als de islam. Het Westen is godsdienstloos geworden – althans in het publieke domein. Dan staat een menselijk ideaal (of beter: een modus vivendi om de boel gaande te houden) tegenover een door God gegeven opdracht. Met menselijke ideeën zul je een gelovige niet overtuigen. Gods wil is altijd hoger.
Wat nodig is, is een inhoudelijk debat over de inhoud van godsdiensten. Het hedendaagse gesprek probeert vooral het gemeenschappelijke te zoeken. De scherpe kanten worden weggelaten en alleen een liberaal getinte, grauwe eenheid blijft dan over, waarin gematigde moslims en meegaande christenen best samen kunnen optrekken. Terwijl het gesprek juist zou moeten gaan over de verschillen.
Het maakt nogal een verschil of je gaat voor ‘niet door kracht of geweld, maar door mijn Geest zal het geschieden’, of voor het radicaal opschonen van de wereld van ieder die niet de regels van de islam houdt.
nieuw licht
De discussie zou moeten gaan over God. Is God de Gekruisigde, of de absolute heer daarboven die groot is en oproept tot geweld?
Het criterium kan daarbij niet worden ontleend aan humanistische idealen. De humanisten hebben zich bij voorbaat buitengesloten uit de discussie, want ze willen het niet over God hebben. En over Hem gaat het nu juist. De kerk zal dus de taak moeten volbrengen die de overheid niet meer wil vervullen.
Dan is de vraag: is de kerk bereid en in staat de leegte te vullen die de staat heeft achtergelaten, om het gesprek op niveau te voeren? Dat niveau is: een antwoord formuleren op radicale predikers dat mensen meer overtuigt dan die prediking – niet op grond van humanistische overwegingen, maar op het niveau van godsdienst: een antwoord dat het hart raakt en levens in een nieuw licht plaatst.
Of zoeken we toch maar de makkelijkste weg en laten we de overheid doen wat de overheid niet kan: het heidendom bestrijden? Want de overheid kan dat alleen met het zwaard en dan heeft de kerk die het heeft over Hem die door de overheid werd geëxecuteerd, bij voorbaat verloren.