Rinke Verkerk: Ik trotseerde de macht van een hondendrol
In mijn straat ligt altijd poep op de stoep. Dus toen ik twee weken geleden de straat in reed, en een vrouw naast de eikenboom aan de overkant zag staan met twee honden, zo groot als kalveren, aan een touwtje, hield ik het geheel goed in de gaten. De honden hadden de achterpoten gebogen, de rug licht gekromd. Dit kon maar één ding betekenen. De vraag was: zou ze het oprapen?
De achterpoten strekten zich. De ruggen rechtten zich. De vrouw liep door. Ik sloeg toe. Ik opende mijn autodeur, kwam tevoorschijn, en verhief mijn stem. ‘Mevrouw! Kunt u dat niet even oprapen?’ Ze was halverwege de dertig, schatte ik. Lang, donker geverfd haar. Ze keek me niet aan en verhief ook haar stem: ‘Bemoei je met je eigen zaken! Wie ben jij om mij te vertellen wat ik moet doen!’ Ik wees naar mijn huis: ‘Ik woon daar, ja! Ik loop elke dag langs de schijt hier. U hebt een zakje aan uw riem. U kunt het toch even oprapen!’ Zij schreeuwde terug: ‘Ik heb met jou niks te maken! Bemoei je met je eigen leven!’ ‘Maar mevrouw!’, gilde ik. ‘Dit ís mijn leven.’ Er kwam geen antwoord meer. Zij liep weg. Ik liep opgefokt mijn tuin in.
met blote handen opgeraapt
Had ik maar nooit naar mijn huis gewezen. Een week later, het voorval vergeten nadat ik er uitgebreid over geklaagd had tegen mijn buurvrouw, lag er een dikke drol voor mijn tuinhek. ‘Nu ga je het krijgen’, dacht ik. Terwijl ik met een paar herfstbladeren de drol probeerde te verplaatsen, kwam mijn buurvrouw even kijken. ‘Het was haar’, zei ze. ‘Ik zag het gebeuren.’
Het zat me dwars. Vooral omdat ik me machteloos voelde. Ik had de redelijkheid en het recht aan mijn kant, maar verloor toch. Wat nu? Ik kreeg tips van mijn vriend Thijs. Zijn oom Karel had ook last van hondenpoep, en heeft die eens met zijn blote handen opgeraapt en tegen de hondeneigenaar gegooid. Ik vroeg of het ook zou werken als ik zou gooien met een afwashandschoen aan. Thijs dacht van niet. Hm.
Liep ik over de stoep, dan dacht ik aan de poep. En aan de vrouw. Die schijtvrouw – zoals ik haar was gaan noemen in mijn hoofd. Ik kwam tot de conclusie dat de strijd aangaan tot lelijke taferelen kon leiden. Moest ik dat willen? Ging ik dat winnen? Lastig. Toen hoorde ik een verhaal van een wat oudere Amerikaan die nooit werd gekozen met basketbal door de jongeren. Tot hij het sportschoolabonnement van de twee beste spelers betaalde. Toen was hij opeens hun beste vriend. En dat bracht me op een idee.
de mammon
Vorige week maandag kwam mijn moment. Ik maakte de tuin winterklaar, samen met de buurvrouwen. En wie steken toevallig hun dikke kop over het muurtje achter mijn hortensia’s? Juist. De kalveren. Ik zag hun bazin zenuwachtig worden. Ik werd ook zenuwachtig. Maar de omstandigheden waren ideaal, moest ik toegeven. Dus dook ik de trapkast in en vulde een papieren tasje met een stuk zeep, een bruisbal, en bodylotion. Daarna begon ik haar achterna te rennen. ‘Mevrouw! Mevrouw!’ Waarschijnlijk kreeg ze een flashback naar twee weken eerder. Ze liep door. Ik hield aan. ‘Mevrouw!’
Hijgend bereikte ik haar en de honden. Ik gaf haar het tasje. Ik zei dat ik een cadeautje voor haar had gekocht, omdat ik laatst zo tegen haar had lopen schreeuwen. Dat ik een slechte dag had, en het niet op haar had mogen afreageren. En dat ik dit daarom had klaargelegd voor als ik haar weer eens zag. Het was erg mooi en ook leuk. Ze smolt half, werd een beetje ongemakkelijk, was ergens nog achterdochtig. ‘Was jij dat, ja?’, zei ze. ‘Nou, dat wist ik niet meer hoor.’ Dat geloofde ik niet, maar dat gaf al niet meer. Ik vroeg nog wat over haar honden, deed haar de groeten, en liep toen terug naar mijn hortensia’s.
Nooit begrepen wat Jezus bedoelde, toen Hij in Lukas 16:9 zei: ‘Maak vrienden met behulp van de onrechtvaardige mammon.’ Tot nu. Die honden poepen waarschijnlijk nooit meer op mijn stoep. En als ze het wel doen, kan ik hun bazin oprecht geen schijtvrouw meer vinden. Allemaal dankzij de mammon.