Via Google Streetview wandelt Rinke door het dorp van haar jeugd. ‘Maar ik pas daar niet’
Ik schreef een verhaal waardoor ik moest denken aan een huis van vroeger. Niet m’n eigen huis, maar zo één waar ik wel duizenden keren langs ben gefietst. Op weg naar school, naar het buitenzwembad, naar opa en oma, naar mijn nichtjes, en dan weer terug. Het was zo’n route waarop ik iedere scheur in het asfalt kende en opeens was ik benieuwd: Hoe zou dat huis uit mijn jeugdherinneringen er nú bij staan?
Nou, hop, Google Streetview erbij, loeren. Dat dakkapelletje links: zat dat er destijds ook al? Ik dacht van niet. Toen vroeg ik me af hoe dat huis verderop, in restauratie toen ik uit huis ging, erbij stond. Voor ik het wist was ik twee uur aan de wandel. Door het dorp, door de weilanden, bakker, kerk, zwembad, huis van mijn grootouders (de appelboom staat er nog). Alles voelde vreemd, als thuiskomen tegelijk en ik dacht: hoe kan ik uitleggen hoe een huis erbij staat in de polder van mijn jeugd? Ik ken ze zo goed, die huizen, dat het kennen woordeloos is. Ik zou ze uit duizenden kunnen aanwijzen. Ik voelde me er niet zozeer thuis, maar het moest thuis – ik groeide daar nu eenmaal op – en daardoor werd ik die plek en werd die plek mij.