De strijd in Ethiopië laat zien dat de komst van Gods rijk nog uitstaat
Even gloorde er hoop voor Ethiopië. Afgelopen weekend zouden delegaties van de regering en de Tigray-rebellen in Zuid-Afrika bijeenkomen om te onderhandelen over vrede, op initiatief van de Afrikaanse Unie. Het nieuws werd woensdag bekend, maar vrijdag bleek dat de onderhandelingen weer voor onbeperkte tijd zijn uitgesteld. Sinds het begin van de oorlog in november 2020 zijn naar schatting honderdduizenden gestorven aan geweld en honger. Niemand kent de omvang van de humanitaire ramp in Tigray precies, omdat het gebied vrijwel compleet afgesloten is. De hernieuwde militaire steun van buurland Eritrea sinds afgelopen augustus heeft de situatie alleen maar verslechterd. Een diplomatieke oplossing lijkt ver weg.
eigen traditie
Het is een strijd tussen christelijke bevolkingsgroepen, zoals zo vaak in de geschiedenis christenen tegen christenen gevochten hebben (ook nu in Oekraïne). Het is primair een etnisch conflict, te begrijpen tegen de achtergrond van de geschiedenis van Ethiopië in de twintigste eeuw. Tot aan keizer Haile Selassie I (1930-1974) was Ethiopië een keizerrijk met keizers die veelal tot de Amhara-stam behoorden en claimden af te stammen van een zoon van koning Salomo en de koningin van Sheba. Ze regeerden over een rijk waarin de verschillende stammen nooit echt één natie werden. De Ethiopisch-Orthodoxe Tewahedo Kerk was de staatsgodsdienst. Tewahedo betekent ‘tot één verenigd’, een verwijzing naar de opvatting dat het menselijke en goddelijke van Jezus in één natuur verenigd zijn, wat leidde tot een breuk met het Romeinse staatschristendom bij het concilie van 451 in Chalcedon. De kerk is nauw verwant aan de Koptisch-Orthodoxe kerk maar heeft ook eigen tradities (onder andere sabbatsrust en besnijdenis) en een eigen tamelijk fluïde canon, met onder meer de vroegjoodse boeken 1 Henoch en Jubileeën.
decennialang conflict
Na een communistisch regiem tussen 1974 en 1991 kwam in Ethiopië een coalitie van partijen aan de macht onder leiding van Tigray-vrijheidsstrijders. Eritrea, dat vanaf de jaren vijftig bij Ethiopië hoorde, werd in 1993 onafhankelijk en raakte verwikkeld in een decennialang conflict met Ethiopië. De Ethiopische regering kreeg dictatoriale trekken en werd verweten de Tigray-bevolkingsgroep te bevoorrechten. Met name de Amhaarse bevolking moest het ontgelden doordat Tigray-milities vrij spel kregen om te moorden en te verkrachten. Maar de Amhaarse genocide heeft zijn climax bereikt in de afgelopen vier jaar, onder de regering van Nobelprijswinnaar premier Abiy Ahmed Ali.
Abiy Ahmed is afkomstig uit een derde bevolkingsgroep, de Oromo-stam, getalsmatig de grootste in Ethiopië maar lang ondergeschikt geweest aan Tigreëers en Amharen. Hij ontving de Nobelprijs voor het sluiten van vrede met Eritrea, maar heeft de dominantie van Tigreeërs simpelweg vervangen door privilegiëring van zijn eigen stam. In de burgeroorlog tegen Tigrese rebellen waren het Amharen die het slachtoffer werden van beurtelings Tigrese en Oromo-milities. Op een speech van de premier waarin hij stelde dat de Amharen posities hadden die de Oromo verdienden, volgende een reeks bloedbaden waarin honderden tot duizenden doden vielen. Moslim Amhara – een minderheid binnen de stam – werden buitenproportioneel getroffen. Omgekeerd maken Amhaarse strijders overigens ook slachtoffers.
christendom en identiteit
De premier zelf is evangelicaal en propageert een welvaartsevangelie dat de bevolking materiële vooruitgang belooft onder zijn leiding. Voor Oromo-elites wordt die belofte ook enigszins werkelijkheid, maar grote delen van de bevolking lijden onder hongersnoden en het etnische geweld. De patriarch van de Ethiopische Orthodoxe kerk, Abune Mathias, een Tigreeër, roept op tot verzoening maar wordt er op zijn beurt van beschuldigd het geweld van Tigrese milities te negeren.
Zo speelt het christelijk geloof vooral de rol van het bevestigen van de eigen etnische identiteit; Amharen en Tigreeërs beweren beide de ware hoeders te zijn van de orthodoxe traditie, de Oromo zetten zich hiertegen af door een andere christelijke stroming te omarmen. Het evangelie leidt echter maar zeer beperkt tot de vrede en verzoening die Jezus propageerde. Het laat zien dat de komst van Gods rijk nog uitstaat.
1 Henoch 1 vers 9 beschrijft een visioen van Henoch, de rechtvaardige uit Genesis 5. ‘Ik zie de Heer komen met zijn heilige tienduizendtallen om over allen zijn vonnis uit te spreken.’ Judas haalt deze woorden aan in zijn brief (die in de Bijbel staat). De Ethiopisch-Orthodoxe kerk bewaarde dit fascinerende apocalyptische werk, dat nauw verwant is met de denkwereld van Jezus en de nieuwtestamentische auteurs. Het visioen is hoogst actueel. De wereld snakt naar Gods ingrijpen.
Arco den Heijer is docent Grieks en Nieuwe Testament aan de Theologische Universiteit Kampen. Hij schrijft dit artikel als lid van de gezamenlijke onderzoeksgroep BEST (Biblical Exegesis and Systematic Theology) van de Theologische Universiteiten in Apeldoorn en Kampen.