De slavernijtentoonstelling laat zien dat koloniale geschiedenis ook Nederlandse geschiedenis is
Deze maand opende eindelijk de slavernijtentoonstelling van het Rijksmuseum. Deze expositie liet niet alleen door corona lang op zich wachten. Voormalig directeur Wim Pijbes zag niets in zo’n tentoonstelling: gebrek aan expositiemateriaal, zo was zijn argumentatie. Behalve praktische bezwaren stond er misschien wel meer in de weg. In het Rijks was met name aandacht voor de geschiedenis van Nederland, wat er in Batavia en Suriname gebeurde was een ander verhaal. Dat onderscheid tussen ‘Noordzee’ en ‘overzee’ staat bij historici op de helling. De slavernijtentoonstelling is er een uiting van; koloniale geschiedenis is ook Nederlandse geschiedenis.
Bij deze expositie moet ik onwillekeurig denken aan een paar zinnen van de Engelse apologeet en schrijver G.K. Chesterton. In zijn aanstekelijke boekje Orthodoxy stipt hij het onderwerp ongelijkheid aan. Hij suggereert dat er onder de heidenen een scherp onderscheid bestond tussen een ‘vrij man’ en een ‘slaaf’. Dit in tegenstelling tot het christelijke Europa. Dat kende wel een aristocratische klasse, maar Chesterton relativeert dit feit. Niemand dacht dat een hertog niet naar de hel kon gaan en de ‘gentleman’ was eigenlijk een ‘practical joke’.
In de woorden van Chesterton horen we een echo van de christelijke belofte. In Galaten staat bijvoorbeeld dat er geen Joden of Grieken meer zijn, geen slaven of vrijen, mannen of vrouwen - allen z..