De kunst van het sterven, daar ben je je hele leven mee bezig
Hoe neem je goed afscheid van deze wereld? En wat is goed? De kunst van het sterven, het moment waarop je je tegelijkertijd wel én nooit kunt voorbereiden. Maar erover praten, dat moet je wel.

Voluit ‘ja’, zegt Jeroen Terlingen op de vraag of stervenskunst een goede term is. ‘Een prachtig woord zelfs.’ Maar ‘kunst’, dat wekt de indruk dat je het kunt leren. ‘En dan denk je aan een cursus. Maar in mijn ogen ben je je hele leven lang bezig om mooi, goed, waardig, zinvol te kunnen sterven. In die zin is stervenskunst bij uitstek levenskunst.’
Terlingens eigen ziekte, lymfeklierkanker, zette hem op dit spoor. Door gesprekken met lotgenoten ontdekte hij hoe belangrijk praten over de naderende dood is. De voormalig redacteur van Vrij Nederland en docent journalistiek heeft er een boek over geschreven. In Dood doet leven, volgt Terlingen patiënten die te horen kregen dat zij niet meer kunnen genezen.
niks klaarliggen
De neiging om het helemaal niet over de dood te hebben, komt meer voor dan je zou denken, zegt Jaap Ophoff, dominee in Zwolle. ‘Ik kom het bij ouderen weleens tegen: dat ze het er niet over willen hebben en niks hebben klaarliggen voor als het zover is.’
Hij spreekt uit ervaring. Bijna een jaar geleden stierf zijn vrouw Hettie aan borstkanker. Begin deze maand verscheen Levensecht. Als je weet dat je gaat’, een boek met blogs van Hettie en foto’s van Lidy van Veen
Jaap Ophoff maakt een tijd van rouw door. Evenals zijn zoon van 21 en dochter van 20. Zij wonen allebei op kamers in Rotterdam. Ophoff ervaart nu hoe goed het was dat voor Hetties sterven alles open is besproken en gedeeld. ‘Het is dubbel, enerzijds is er het enorme gemis, anderzijds geniet ik ook van het leven, gemiddeld ben ik best vrolijk en positief.’
bommetje
Jeroen Terlingen is zo iemand die op verjaardagen een bommetje in de vijver gooit. ‘Dan vraag ik ineens aan de buurvrouw: zeg, weet jíj eigenlijk al wat het wordt? Begrafenis of crematie? Ongebruikelijk, maar het leidt vaak wel tot geanimeerde gesprekken.’
Voor zijn boek Dood doet leven werkte hij als vrijwilliger in een hospice. Meer dan eens zag hij mensen bewust, in alle gemoedsrust, hun dood tegemoet gaan. Het taboe, dat hij bespeurt in de samenleving, legde het dan af tegen de werkelijkheid. ‘Als je in staat bent tot wezenlijk contact en communicatie, hoeft het einde niet zo verschrikkelijk te zijn als onze materialistische samenleving ons voorhoudt. Naarmate je er vaker over praat, blijkt dat angst voor de dood ook kan afnemen en verdwijnen. Het went. Je krijgt hechtere banden met je omgeving, weet hoofd- en bijzaken te scheiden en gaat meer relativeren. Op den duur is een mate van gemoedsrust mogelijk.’
Jaap Ophoff uit Zwolle herkent veel in wat Terlingen zegt. ‘Wij kozen ervoor te genieten van wat nog mogelijk was. Bewust afscheid nemen en samen toeleven naar het afscheid. Nog één keer met de kinderen op zomervakantie, nog één keer samen een weekend kamperen, vorig jaar onze laatste herfstvakantie, naar Callantsoog.’ Ook andere aspecten van afscheid nemen en loslaten kregen een plek. ‘Bij alle verdriet en gemis heeft mij dat tot nu toe geholpen in mijn rouw.’
Jeroen Terlingen overleefde lymfeklierkanker. ‘Ik noem het weleens een zegen dat ik die ziekte heb gehad. Dat wordt vaak niet begrepen. Toch had ik het niet willen missen. Mijn ziekteproces droeg bij aan mijn kwaliteit van leven.’
Is goed afscheid nemen mogelijk? ‘Absoluut. Ik dacht vroeger: plots weggerukt worden, dat is nog niet zo gek. Nu denk ik dat niet meer; ik hoop dat het mij gegeven is een tijdige aankondiging te krijgen.’
Leef zo dat het voor je nabestaanden geen vraag is wat ze moeten doen, heeft hij geleerd. ‘Wees geen raadsel voor je dierbaren. Zó leven is je dagelijkse opgave. En dat is pittiger dan een ‘bucketlist’ afwerken en wenslijstjes aanleggen voor je afscheid en je uitvaart. Bovendien: een mens is veranderlijk. Zelfs een ‘Dat nooit!’ kan wegvallen als het einde écht nadert. Het idee dat alles maakbaar is, zelfs rond je sterven, vind ik een vorm van hoogmoed.’
De dood blijft triest, verdrietig. ‘Het wordt niet opeens heldhaftig. Zo’n tv-serie als Over mijn Lijk, waarin jongeren parachutespringen of met dolfijnen zwemmen, is best integer gemaakt. Maar in het afwerken van zo’n bucketlist, het lijstje met dingen die nog ‘moeten’, zie ik meteen de invloed terug van onze materialistische samenleving. Kies liever voor de verdieping naar binnen toe.’
gelovig of niet
Maakt het uit of je sterft als gelovige of niet? Voorzover hij kon zien, als niet-gelovige, niet, zegt Terlingen. ‘Ik sprak niet-gelovigen die een enorme berusting vonden, en diep-gelovigen met doodsangst. Mijn eigen vader, katholiek, had een rustig doodsbed, hij zei: zo, ik ga nu slapen en straks zie ik mijn vrouw en jouw moeder weer. Ik was jaloers. Wat moet dat heerlijk zijn.’
Voor Jaap en Hettie Ophoff in Zwolle speelde en speelt hun geloof een dragende rol bij het afscheid. Zij kozen voor totale openheid. ‘De kans dat zij kanker kreeg, was groot, dat spraken we ook uit. Niet genetisch, wel door trauma’s eerder in haar leven. We gingen uit van de heelheid van de mens, naar geest, ziel en lichaam. Niet te bewijzen, maar daar zit ik niet mee. Hettie had zelf een sterk besef van haar sterfelijkheid en was ervan overtuigd dat ze niet oud zou worden. Ze was heel sensitief; haar weten moest je wel serieus nemen.’
Uit het boek dat Ophoff samenstelde, springt een sterk verlangen naar de hemel naar voren. ‘Verlangen naar God en vrede voerden de boventoon, al waren er ook angst en boosheid. God heeft mij de rode loper laten zien, zo verwoordde ze het. Vijf mensen die we vroegen met ons te bidden, kregen bevestigd dat ze niet voor genezing konden bidden. Dat bevestigde wat Hettie zelf al had ervaren en zeker wist: God liet ons iets anders zien.’
‘Toen de diagnose werd gesteld, zei ze meteen: ik word niet meer beter, ik zou het heel mooi vinden als jullie als gezin dit proces gaan volgen, dan hebben jullie straks iets om op terug te kijken.’ Hettie Ophoff begon blogs te schrijven en een fotografe volgde haar op de voet. Het gevolg was dat vrienden, familie, ja, de hele kerk, stap voor stap kon meeleven.
bewust genieten
Er kwam een zware tijd waarin de eigen zekerheid en berusting vooruitliepen op het medisch circuit. ‘Van oktober 2017 tot mei 2018 vonden de artsen niks, terwijl wij wisten en voelden dat de kanker niet weg was. Toen de artsen zeiden: wij kunnen niks meer doen, was dat een opluchting, een erkenning: zie je wel.’
Zo rustig en open oog in oog staan met de dood, in een korte en intensieve ziekteperiode, dat kan niet iedereen, beseft Jaap Ophoff. ‘Maar binnen de marges van je karakter en je levensloop kun je wel keuzes maken.’
Hij deed een ontdekking: ‘Het belangrijkste is niet práten, maar bewust genieten van het feit dat je elkaar nog hebt. In het besef dat je binnenkort afscheid moet nemen. Wat is die tijd kostbaar! Natuurlijk hoort praten er wel bij, maar je hebt elkaar nog.’
In die tijd gaf Hettie haar man en kinderen meer dan eens mee: ga rouwen, maar ga daarna ook weer léven, pak het leven op en wat er op je weg komt, durf dat te omarmen.’
Jaap Ophoff deelt een herinnering. ‘De laatste twee weken haalde ik elke dag een puddingbroodje voor haar bij de bakker in Westenholte. Dat was mooi zacht om te eten, ze kon immers eigenlijk niks meer verdragen. Zoiets kleins, daar genoot ze van. Het paste helemaal bij ons, om te denken in puddingbroodjes. Het zorgde ervoor dat ik, toen ik de eerste keer na haar overlijden weer bij de bakker kwam, heel verdrietig was. Niks meer aan haar kunnen geven. Dat was intens pijnlijk. De eerste maanden alleen waren een verschrikking. Ik dacht dat ik me daar wel op kon voorbereiden, maar dat bleek niet zo te zijn. Wel op het afscheid nemen, maar niet op het leven zonder haar. Dat merkte ik op dag twee al! Dat kwam snel en hard bij me binnen: wacht even, er begint nu wéér een heel ander proces.’
betrek God erbij
Is een mens, communicatief of niet, uiteindelijk toch niet alleen in het aangezicht van de dood? ‘Er is een samen, maar Hettie heeft ook gezegd: ik moet het wel in m’n uppie doen, ik moet doodgaan en heb geen idee hoe dat moet.’ Steeds meer hoofd- en bijzaken onderscheidend, liet ze op zeker moment alles los; ook de afscheidsdienst. ‘Dat is voor jullie, zei ze, daar bemoei ik me niet meer mee. Ik denk dat zij al een tijdje voor haar sterven met hoofd en hart bij God was. Ze had al afscheid genomen.’
Jaap en Hettie zochten wel samen de kist uit, en besloten dat ze niet pal tegenover hun woonhuis begraven zou worden. Het werd Bergklooster. ‘Ik vind haar daar niet, maar kom er geregeld. Ik voel me dan in zekere zin gelukkig naar haar toe: lieverd, we hebben je wel een mooie, een prachtige plek gegeven. Het voelt als voor haar zorgen over de dood heen.’
Jaap Ophoff kan zich vinden in Jeroen Terlingens pleidooi voor openheid. ‘Ieders levens- en afscheidsverhaal is uniek; ik zal nooit zeggen dat anderen het net als wij moeten doen. Maar voor iedereen geldt: probeer open de realiteit onder ogen te komen. Wat er is, dat is er. Durf daar maar over te praten, op een manier die bij jouw naasten past. Rouw actief. Doe dingen, creëer momenten waarmee je achteraf blij kunt zijn. En betrek God daarbij. Ik geloof niet dat het met de dood is afgelopen. Maar daarmee is mijn rouwproces op zich nog niet anders dan bij Frits Spits, de radiopresentator, die in vijf weken tijd door ziekte zijn vrouw verloor. De leegte, het gemis, de energie die kwijt is, je alleen voelen, verdriet dat je overvalt, dat maakt iedereen mee. Dat is voor mij hetzelfde als voor een ander. Maar ik kan dan bidden, heb hoop op de toekomst, weet dat God mijn leven leidt. Ik heb naar Hem geschreeuwd, maar ik heb een adres waar ik terecht kan. Er zijn vleugels om onder te schuilen.’ ¦
Jeroen Terlingen ziet de samenleving mondjesmaat wat opener worden over het sterven van mensen. ‘Nieuwe generaties hebben wat meer belangstelling voor een open gesprek over de dood. In medische opleidingen zou dat ook meer dan welkom zijn. Maar vooralsnog is het alleen een keuzevak bij de Radboud Universiteit. Bij de andere acht universiteiten niet.’
Hij pleit voor doula’s: wijze personen die als duizendpoten met medische kennis de rouwenden werk uit handen nemen, steunen en het afscheid verlichten. Hij wijst op Canada, dat een groot circuit van zulke stervensbegeleiders kent. ‘Ontzorgen bij een geboorte vinden we normaal. Waarom dan niet bij ons einde?’ Hij pleit ervoor meer in te zetten op goede palliatieve zorg. ‘Maar ik treed niet in iemands besluit om euthanasie te plegen.’