De paden op, het geluk tegemoet
Iten
Hij heeft het nonchalante dat past bij zijn succes. Moses Kiptanui kuiert door de Tulin-supermarkt alsof hij er niets mee te maken heeft. Het tegendeel is het geval. Hij is de eigenaar, de baas, zoals hij ook appartementen verderop in Eldoret bezit. De oud-atleet is op zijn 45e een zeer geslaagd zakenman.
Zijn eerste successen boekte hij als hardloper, op de steeplechase. Tussen 1991 en 1995 was niemand op de wereld zo goed als deze Keniaan. Toen hij eind vorige eeuw de atletiek vaarwel zei, kon hij als een held met pensioen. Maar Kiptanui wist wel beter. Hij ging investeren. Met zo mogelijk nog meer succes.
‘In mijn tijd kwam dat nog niet veel voor’, vertelt hij. ‘Je had toen in Kenia ook niet zo heel veel hardlopers. Maar nu? Zeker honderd keer meer dan toen ik hardliep. Atletiek is big business. Mensen begrijpen hoeveel geld ermee te verdienen valt. Hier rond Eldoret, in het noorden van de Riftvallei, maar ook ver daarbuiten, gaan nu dankzij ex-lopers vele miljoenen om. De atletiek is voor dit land een belangrijke economische sector geworden. En iedereen wil hiervan een deel.’
In het plaatsje Iten, op een klein uur rijden van Eldoret, klinkt een vergelijkbaar geluid. Zoals op de trainingsschool van Lornah Kiplagat, de Keniaans-Nederlandse langeafstandloopster. Nog zo iemand die haar prijzengeld op een intelligente manier heeft weten om te zetten in zaken. Met haar sportkledinglijn gaat zij de hele wereld over. In Iten neemt Richard Mukche als manager van haar atletiekkamp de honneurs waar.
‘Atletiek is een grote industrie geworden’, zegt Mukche. Stel, je bent hier in de buurt een agrariër. Je verbouwt maïs op een kleine hectare. Van de opbrengst houd je een deel voor eigen consumptie en je verkoopt de rest. Dan heb je aan het eind van het jaar misschien 300 euro verdiend. Maar als blijkt dat je kunt hardlopen, ook al is het niet op topniveau, dan kun je met atletiek wel dertigduizend euro verdienen. Wie wil dat niet?’
En dus is het druk in Iten, vlak bij het politiebureau. Tegen zes uur in de ochtend, als het donker en nog behoorlijk fris is op de hoogvlakte, komen de eerste hardlopers al te voorschijn.
Ze rekken en strekken, en wachten tot zich een groepje gelijkgestemden heeft gevormd. ‘Tuende’, zegt iemand opeens: ‘Kom, we gaan.’ En weg zijn ze; de paden op, het geluk tegemoet.
doping
Want al die Kenianen – of ze nu uit de Riftvallei komen, zoals veel beroemde renners van het Kalenjin-volk, of van elders – hopen letterlijk uit de armoede weg te kunnen rennen. Uiteindelijk is maar 15 procent succesvol. De concurrentie is dan ook enorm groot. En iemand wiens lichaam niet over al het benodigde talent beschikt, wil dat lijf mogelijk een handje helpen. Door extra hard te trainen. Of door zijn toevlucht te nemen tot illegale middelen – tot epo en andere dopingstoffen.
De afgelopen vier jaar zijn in Kenia meer dan veertig hardlopers positief bevonden en geschorst. Onder hen zijn relatieve kruimelaars, maar ook grote namen als Rita Jeptoo, die zowel de marathon van Boston als die van Chicago tweemaal won, en honderdduizenden euro’s aan prijzengeld incasseerde. Volgens de kenners ligt het werkelijke aantal Keniaanse dopinggebruikers veel hoger. Maar velen zouden door smeergeld te betalen aan een schorsing weten te ontkomen.
De wereldatletiekfederatie IAAF en het werelddopingagentschap WADA, hebben Kenia in het vizier. In het tweede WADA-rapport over het falende dopingbeleid van de IAAF, dat vorige maand uitkwam, wordt het land niet, zoals Rusland, op de pijnbank gelegd, maar dat kan nog komen. De Keniaanse autoriteiten, onder leiding van minister van Sport Hassan Wario, hebben beterschap en strengere controles beloofd. Veel mensen twijfelen of het hiervan ook zal komen.
‘Doping is een wereldwijd fenomeen’, stelt Moses Kiptanui. ‘Ik heb al in 2003 de zaak in Kenia aan de kaak gesteld, maar het gaat natuurlijk veel verder. Er is sprake van een dopingmaffia, van corrupte praktijken op mondiale schaal. Waarom de kleine renner uit Eldoret pakken en de grote bazen buiten schot laten? Mensen steken de kop in het zand, ze willen niet weten hoe het echt in elkaar zit. Heel pijnlijk.’
In Iten is Everlyne Jebiwott zich van geen maffia bewust. De 31-jarige huisvrouw en moeder is bezig in haar piepkleine woning een maaltijd te bereiden. Op een paar meter van die ene pan waarin zij kookt, ligt haar hoop op een betere toekomst: twee paar halfversleten sportschoenen. Achter het gordijntje bij het echtelijk bed pakt zij haar paspoort: ‘Ik ben er klaar voor.’
Everlyne loopt al jaren hard, maar is nog niet doorgebroken. ‘Ik wil bij de top horen, want dan krijg ik een manager die me in het buitenland laat rennen en ga ik heel veel verdienen. Stel je toch eens voor’, zo droomt de marathonloopster hardop, ‘al dat geld en dat door twee uur en wat minuten te rennen.’
slecht voor je knieën
Soms traint ze met atletes die de doorbraak naar het buitenland en het grote geld al wel hebben gemaakt. ‘Als we samen trainen, lopen zij niet harder dan ik. Als ze uitkomen op wedstrijden, zijn ze ineens een stuk sneller. Hoe is dat mogelijk?’
Het kan niet anders, denkt Everlyne, of doping moet hierin een rol spelen. Zelf zegt zij daarvoor nooit te zullen kiezen. ‘Het is slecht voor je knieën. En je schijnt er kanker van te kunnen krijgen.’
De kans dat Everlyne ooit het grote geld zal zien binnenstromen, is nihil. Maar voorlopig blijft ze dromen en dagelijks haar trainingskilometers maken. Veel andere vrouwelijke en mannelijke renners in Kenia moeten in een vergelijkbaar lot berusten. Of ervoor kiezen om via doping toch hogerop te komen.
‘Ik ben ervan overtuigd dat de meeste van onze topatleten schoon zijn’, zegt Richard Mukche. ‘En als zij doping gebruiken, is dat vaak niet hún schuld. Buitenlandse managers zetten hen ertoe aan. Want die willen rijk worden. Doping zal altijd een uitdaging blijven.’
De verleiding blijft. De lokroep van een met prijzengeld bijeengelopen supermarkt is sterk. <