De ‘flitsenquête’, het nieuwe wapen van de Kamer
Den Haag
Het kabinet buigt zich vandaag over de onderzoeksopdracht waarmee de commissie-Oosting weer aan de slag gaat. Die commissie duikt in de krochten van het ministerie van Veiligheid en Justitie om uit te zoeken wat er is gedaan om het befaamde bonnetje van de Teevendeal verborgen te houden.
De ‘Tijdelijke Commissie Evaluatie Wet Parlementaire Enquête’, onder aanvoering van SP-Kamerlid Ronald van Raak, stelt nu een ‘parlementaire ondervraging’ voor. Het betreft eigenlijk een flitsenquête waarbij de Kamer, zonder vele maanden van onderzoek, snel sleutelfiguren, zoals ministers en ambtenaren, kan oproepen voor een ondervraging onder ede. Dat laatste is belangrijk omdat de ondervraagden dan moeten opdraven. De tijdelijke commissie stelt voor met dit nieuwe instrument de komende vijf jaar ervaring op te doen.
In het verkeer tussen de Kamer en de regering is het geven van goede informatie wezenlijk. De Grondwet spreekt in artikel 68 van de plicht van het kabinet het parlement te informeren.
De Kamer heeft heel wat instrumenten om de regering aan de tand te voelen. Dat kunnen heel lichte vormen zijn, zoals een schriftelijke of een mondelinge vraag. Verder zijn er rondetafelgesprekken en hoorzittingen. Een zwaar middel is het parlementair onderzoek en de parlementaire enquête. Bij het laatste instrument kan de Kamer mensen onder ede horen.
Er ligt nu een concreet voorstel van de tijdelijke commissie om het wapenarsenaal van de Tweede Kamer uit te breiden. Die wens werd in 2014 geuit door een Kamermeerderheid die zich schaarde achter een motie van Gert-Jan Segers (ChristenUnie). Hij stelde toen voor een tussenvorm te zoeken tussen de lichte en zware instrumenten die het parlement ter beschikking staan.