Juristen: CETA-verdrag ongrondwettelijk en ondemocratisch

Den Haag
De juristen hebben voornamelijk kritiek op het arbitragehof ICS dat in het CETA-verdrag is opgenomen. Daarbij kunnen investeerders schadeclaims indienen tegen overheden. Landen moeten daardoor soms enorme bedragen betalen aan bedrijven, zonder tussenkomst van nationale rechters. Dat is strijdig met de grondwet, stelt juridisch expert Wybe Douma namens de ondertekenaars. ‘De rechtspraak wordt straks overgeheveld naar een internationaal hof, waarin vooral mensen zitten die gespecialiseerd zijn in het behartigen van bedrijfsbelangen. Volgens de grondwet moeten nationale rechters uitspraak doen.’
De experts hekelen ook de groep anonieme Europese en Canadese ambtenaren die eigenhandig binnen CETA bepaalde regels kunnen wijzigen en toevoegen. Daarmee gaan ze op de stoel zitten van het Nederlandse parlement, stelt Douma. ‘Dat is eveneens ongrondwettelijk, want de Tweede en Eerste Kamer moeten goedkeuring geven aan wetten.’
verdrag ingerommeld
Wil de Nederlandse senaat toch akkoord gaan, dan moet volgens juristen twee derde van de Eerste Kamerleden voorstemmen. Normaal is een simpele meerderheid genoeg. De kans is overigens klein dat twee derde van de senatoren daadwerkelijk vóór CETA zal stemmen – in de Tweede Kamer werd het verdrag met de kleinst mogelijke meerderheid aangenomen.
Douma stoort zich aan de manier waarop Nederland het verdrag wordt ‘ingerommeld’ door het kabinet. ‘Er werd voortdurend gezegd: we zijn nog in onderhandeling, wacht maar op het eindresultaat. Nu ligt er een definitief handelsverdrag van ruim duizend pagina’s dat forse problemen kent – daarover zijn nagenoeg alle deskundigen het eens. Met de fundamentele bezwaren tegen het arbitragehof is niets gedaan. Op deze manier verliezen burgers vertrouwen in de politiek.’
De kritiek op arbitragehof ICS gaat verder dan juridische bezwaren. De groep juristen heeft ook inhoudelijk moeite met het systeem. Het idee is bedrijven weerbaar te maken tegen grillig overheidsbeleid dat het bestaansrecht kan bedreigen. In de praktijk staat het echter vooral verduurzaming en algemene belangen in de weg, constateren de juristen. Zo klagen multinationals in ontwikkelingslanden de overheid vaak aan vanwege ‘groene’ wetgeving, zoals een verbod op houtkap.
Douma hekelt de ‘scheve verhouding tussen economie en milieu’ in het verdrag: investeerders kunnen schadeclaims indienen bij overheden, maar andersom staan landen machteloos als bedrijven CETA’s milieuregels overtreden. ‘Officieel zijn regels bindend, maar landen kunnen overtreders niet straffen.’
De coronacrisis heeft dat gevaar alleen maar groter gemaakt, stelt de juridisch expert. Hij wijst op een recent voorbeeld uit Peru. ‘Daar heeft een buitenlands bedrijf tolwegen opgezet waarvoor elke automobilist geld moet betalen. Vanwege de coronamaatregelen van de Peruaanse overheid wordt momenteel geen tol betaald. De investeerder is nu boos en dreigt met een schadeclaim, want zijn belangen zijn geschaad. Internationale arbiters moeten daarover beslissen. Zoiets kan natuurlijk nóóit de bedoeling zijn.’ Volgens Douma worden wereldwijd momenteel honderden vergelijkbare coronaclaims voorbereid.
waarover gaat het CETA-handelsverdrag?
De Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) is een veelomvattend handels- en investeringsverdrag tussen Canada en de Europese Unie. Door het verdrag worden onderlinge importheffingen grotendeels afgeschaft, waardoor handelen goedkoper wordt. Het verdrag maakt het daarnaast voor werknemers makkelijker met een Nederlands diploma aan de slag te gaan in Canada.
Het verdrag is grotendeels van kracht sinds september 2017. Over bepaalde onderdelen moeten alle EU-lidstaten echter nog individueel goedkeuring geven. Dat betreft voornamelijk het veelbesproken ICS: een internationaal arbitragehof waarop investeerders zich kunnen beroepen als ze zich benadeeld voelen door de overheid van een ander land. Zo kunnen Europese bedrijven in Canada een schadeclaim indienen bij de Canadese overheid – en andersom.
Het CETA-verdrag kwam in februari nipt door de Tweede Kamer – ondanks de tegenstem van iedere oppositiepartij – en ligt momenteel ter behandeling in de senaat. Daar hebben coalitiepartijen niet genoeg zetels voor een ‘simpele’ meerderheid. Pas wanneer iedere EU-lidstaat akkoord gaat, treedt het volledige verdrag in werking.