Artikel 23 blijft een kroonjuweel
Oud-ministers van alle politieke richtingen verdedigden maandag aan de Vrije Universiteit het unieke Nederlands onderwijsbestel. Minister Jet Bussemaker riep het bijzonder onderwijs op samen te werken om segregatie tegen te gaan.

Amsterdam
‘Ik ben het bijzonder onderwijs meer gaan waarderen.’ Minister Jet Bussemaker (Onderwijs) weet precies aan te geven wat de kracht is van het bijzonder onderwijs zoals Nederland dat al een eeuw kent.
Het is, zegt de bewindsvrouw, op de aan de Vrije Universiteit gehouden ‘Nationale bijeenkomst onderwijspacificatie 1917-2017’ de unieke combinatie van hoge kwaliteit én het leggen van verantwoordelijkheid bij ouders en schoolbesturen.
Bussemaker, die zelf aan de VU heeft gedoceerd, ziet een toekomst voor dat unieke onderwijsbestel – waarin openbaar en bijzonder onderwijs gelijk worden bekostigd door de overheid – weggelegd. Als voorbeeld van hoe het niet moet, wijst de minister naar Frankrijk, waar het onderwijsstelsel volledig is verstatelijkt. Elke poging om daar het onderwijs aan te passen op gewijzigde omstandigheden, zoals toenemende segregatie, loopt vast op de gevestigde orde.
gelijke kansen
De minister, van PvdA-huize die ook emancipatie in haar portefeuille heeft, grijpt de gelegenheid aan om wat uitdagingen te formuleren. Als daaraan wordt voldaan is ‘de vrijheid van onderwijs een fantastisch middel tot verheffing en emancipatie’. Voor haar staat vast dat de opgave van het bijzonder onderwijs, toch twee op de drie scholen in het primaire onderwijs, is te werken aan gelijke kansen voor iedereen. Wat in de klas gebeurt, of het nu openbaar of bijzonder onderwijs betreft, is cruciaal voor het ‘sociaal weefsel van de samenleving’.
De uitdagingen die Bussemaker noemde zijn werken aan ‘je eigen identiteit’ en zorgen dat je ‘visie meerwaarde heeft in de samenleving’. Dat kan, meent de minister, door samen te werken als openbare en bijzondere scholen. Maar ook door als scholen samenwerking te zoeken met gemeenten, bibliotheken en bedrijven. Op die manier wordt artikel 23 van de Grondwet, waarin de onderwijsvrijheid is verankerd, ‘vernieuwd en verstevigd’, meent de minister.
pluriform
De bewindsvrouw kreeg van auteur Wim de Jong het boek Heer en meester aangeboden. De historicus stelt daarin dat het bijzonder onderwijs goed is geïntegreerd in de samenleving. ‘Het vormt een bijdrage aan de pluriformiteit en diversiteit en levert geen bijdrage aan verdeeldheid (segregatie).’
Sommige politieke partijen beweren van wel. Onlangs nam het congres van GroenLinks een motie aan om het bijzonder onderwijs af te schaffen. Voor dergelijke rigoureuze maatregelen is bij lange na geen politieke meerderheid te vinden. Maar zo’n congresuitspraak vertolkt wel een bepaald gevoel.
Tijdens het tweede paarse kabinet (1998-2002) was er even zo’n oprisping, klapte Loek Hermans (VVD, toen minister van Onderwijs) uit de school. Die kwam van Roger van Boxtel (Grotestedenbeleid, D66). ‘We hebben hem in de ministerraad een tijd onder water gehouden. Hij verkondigde grote onzin.’
Ook andere oud-bewindslieden willen geen kwaad woord spreken over dit Nederlandse kroonjuweel, zoals de Onderwijsraad artikel 23 omschreef. Wel stellen Jos van Kemenade, minister in het kabinet-Den Uyl (1973-1977) en Tineke Netelenbos (staatssecretaris 1994-1998), beiden PvdA, dat in het onderwijsstelsel van Nederland openbaar en bijzonder onderwijs bij elkaar horen.
niet dwingen
Van pleidooien, zoals van VU-historicus George Harinck, om alle onderwijs aan de ouders te geven, moeten ze niets hebben. Ook Hermans voelt daar niet voor. ‘Ga ouders niet dwingen zelf scholen te stichten’, is zijn advies.
Wim Kuiper, voorman van Verus, de vereniging voor katholiek en protestants onderwijs, ziet als groot voordeel van de onderwijsvrijheid dat de overheid op ‘gezonde afstand’ van het onderwijs staat. In tijden dat nationalisme en patriottisme weer opdoemen, moet Kuiper er niet aan denken dat de overheid tot taak heeft de lesboeken te schrijven. ‘Dat is niet een zaak van de politiek.’ Hij riep op tot waakzaamheid, omdat in Griekenland en Portugal al alle kaarten op staatsonderwijs worden gezet en daar het bijzonder onderwijs de nek wordt omgedraaid. <