Het geheugen van de Tweede Kamer hapert

Den Haag
Je hoorde de Kamervoorzitter zuchten, toen ze deze week reageerde op het aangekondigde vertrek van VVD-Kamerlid Foort van Oosten. ‘Ik ben er niet gelukkig mee’, zei ze. Van Oosten is sinds september 2012 Kamerlid. Hij wordt per 1 februari burgemeester van Nissewaard, bij Rotterdam. Hij is de zoveelste in een reeks Kamerleden die tussentijds verdwijnen.
De redenen zijn verschillend. Nadat een kabinet is gevormd, is het logisch dat een deel van de ministers uit de Kamer wordt gerekruteerd. Vrij nieuw is de trend dat voor wethouders van grote steden in de vijver van de Tweede Kamer gevist wordt. Zo verlieten Sharon Dijksma (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GroenLinks) en Linda Voortman (GroenLinks) hun blauwe zetel voor een wethouderschap in respectievelijk Amsterdam, Den Haag en Utrecht. Voor Kamerleden met een liefdesaffaire, zoals Rik Grashoff (GroenLinks) en Han ten Broeke (VVD), is het vertrek vaak onvermijdelijk. Lastiger is het als je verkozen bent en dan laat blijken liever iets anders te willen doen. Zoals oud-minister Jeroen Dijsselbloem (PvdA), die al in oktober 2017 zijn zetel opgaf. Arib liet toen haar ongenoegen duidelijk blijken. Nog sterker deed ze dat een maand eerder, toen Pieter Duisenberg (VVD) het parlement verliet voor een baan bij de vereniging van universiteiten.
Van Oosten blijft het openbaar bestuur trouw als eerste burger van Nissewaard. Toch is het aanzien van de Tweede Kamer in geding. Nog maar twee maanden geleden werd Van Oosten gekozen als voorzitter van de belangrijke vaste Kamercommissie voor Europese Zaken. Hij volgde Malik Azmani op, die de Kamer verruilde voor een zetel in het Europees Parlement. Toen de Tweede Kamer tien jaar geleden een groot onderzoek deed naar het eigen functioneren, was een van de grootste klachten de grote omloopsnelheid van Kamerleden. Het ‘collectief geheugen’ brokkelt daardoor steeds meer af.