Gaat Johan Remkes de democratie redden?

Den Haag
Na honderd jaar is het Nederlandse politieke systeem dringend aan groot onderhoud toe. Steeds meer mensen haken af bij de democratie, omdat ze niet meer in het systeem geloven. De ‘onzekere werkenden en achterblijvers’, in de woorden van het Sociaal en Cultureel Planbureau, profiteren niet van de globaliserende economie. Zij voelen zich in de steek gelaten door de overheid.
Een ‘staatscommissie’ kwam recent met voorstellen om deze mensen weer bij de politiek te betrekken. In het rapport Lage drempels, hoge dijken pleit de commissie onder andere voor het invoeren van een correctief referendum, een gekozen formateur en het instellen van een ‘Constitutioneel Hof’, een groep gespecialiseerde rechters die bekijkt of wetten in strijd zijn met de Grondwet.
Er is echter één groot probleem met commissies die grote veranderingen voorstellen: ze hebben nauwelijks effect. Voor veel maatregelen moet de Grondwet aangepast worden, en vaak is dat een bijna onmogelijke taak. Commissievoorzitter Johan Remkes, de net afgezwaaide commissaris van de Koning in Noord-Holland, zag dat aankomen. De meeste voorstellen in het rapport zijn in te voeren zonder ingewikkelde Grondwetswijziging. Wat vinden deskundigen van diverse voorstellen?
correctief referendum
In het huidige politieke systeem worden de gekozen Kamerleden geacht namens het hele volk hun werk te doen. Maar volgens politicoloog Ruud Koole komt het in de praktijk voor dat een wet wordt aangenomen met ‘geconstrueerde meerderheden’. De meeste politici zijn vóór, maar grote delen van de bevolking zijn tegen. Daarom zou een correctief bindend referendum volgens hem ‘een noodventiel’ kunnen zijn en kan het volk zich alsnog erover uitspreken.
En omdat het referendum een uiterste middel is, zijn de voorwaarden streng. Ten minste een derde van de kiesgerechtigden moet tegen de wet stemmen. Dat betekent dat bij 12 miljoen kiesgerechtigden er minstens 4 miljoen stemmers tegen de wet moeten zijn, anders wordt die wet van kracht.
Bernard Steunenberg, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, wil nóg een voorwaarde aan het referendum verbinden. Dat moet alleen geldig zijn met een uitslag van 60 procent tegen en 40 procent voor, stelt hij. Bij een nipte uitslag van 51 tegen 49 zou het referendum ongeldig moeten zijn. ‘Anders vergroot het referendum de tegenstellingen. Dat moet je niet willen.’ Voor een correctief bindend referendum is wél een wijziging van de Grondwet nodig.
Constitutioneel Hof
De staatscommissie wil een Constitutioneel Hof in het leven roepen. Een klein groepje gespecialiseerde rechters moet beoordelen of een bepaalde wet strijdig is met de Nederlandse Grondwet. Burgers kunnen zelf naar dat Hof stappen om een toetsing aan te vragen. Op die manier zou het parlement de druk voelen om betere wetten te maken. Een ander effect is dat de Grondwet meer betekenis krijgt. Het Hof moet met name toetsen aan de ‘klassieke grondrechten’: de vrijheid van meningsuiting, godsdienst, gelijke behandeling en het recht op privacy.
Aalt Willem Heringa, hoogleraar constitutioneel recht aan de Universiteit van Maastricht, is een voorstander van constitutionele toetsing. ‘Ik ben géén voorstander van een Constitutioneel Hof.’ Heringa vindt een Hof overbodig, omdat rechters nu al toetsen aan internationale verdragen en het Europees recht. Een apart Hof voegt weinig toe en maakt het ‘nodeloos ingewikkeld’. Voor het instellen van een Constitutioneel Hof moet de Grondwet worden gewijzigd.
gekozen formateur
Meteen na de Tweede Kamerverkiezingen begint de formatie, het vormen van een coalitie. Voor veel kiezers is dit een ondoorzichtig proces (een ‘black box’). De staatscommissie komt met een oud voorstel op de proppen: de rechtstreeks gekozen formateur. Dat kan geregeld worden met een wijziging van de Kieswet. De formateur wordt tegelijk met de Tweede Kamerleden gekozen en krijgt als opdracht binnen drie maanden een kabinet te vormen.
Commissielid Ruud Koole stelt dat de kiezer daarmee meer invloed krijgt op de machtsvorming in Nederland. Een bijeffect is dat het vormen van politieke blokken wordt bevorderd. Partijen kunnen samen alvast een kandidaat-formateur naar voren schuiven.
Joop van den Berg, emeritus hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de universiteiten in Leiden en Maastricht, voelt weinig voor dit plan. De commissie wil dat kandidaten zich los van een partijlijst verkiesbaar kunnen stellen als formateur. Van den Berg wijst op Pim Fortuyn in 2002 en naar de Franse president Macron, die los van bestaande partijen een grote aanhang wisten te verwerven. Een gekozen formateur ‘wortelt’ niet in het bestaande stelsel, oordeelt Van den Berg. Nederland kent geen presidentieel stelsel en een gekozen formateur zal hoe dan ook met bestaande andere, traditionele partijen moeten samenwerken.
positie van de Eerste Kamer
Het Nederlandse bestel bestaat uit twee Kamers in het parlement. De Tweede Kamer is, als rechtstreeks gekozen orgaan, politiek leidend. De Eerste Kamer wordt geacht wetten te beoordelen op uitvoerbaarheid en rechtmatigheid. Als er een conflict ontstaat tussen beide Kamers is er geen goede oplossing. De senaat heeft één paardenmiddel: een wet verwerpen, het vetorecht. De staatscommissie stelt voor de Eerste Kamer daarnaast ook het ‘recht van amendement’ te geven. Daarin krijgen senatoren het recht een wetsvoorstel dat volgens hen niet deugt, terug te sturen naar de Tweede Kamer, die het moet aanpassen. Dat nieuwe middel is minder bot dan alleen ‘nee’ zeggen.
Bert van den Braak, kenner van de geschiedenis van de Eerste Kamer en pas benoemd tot hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit van Maastricht, vindt dit ‘een klein stapje in de goede richting’. Het voorstel gaat, vindt Van den Braak, voorbij aan het wezenlijke ‘pijnpunt’. Dat is dat de Eerste Kamer indirect via de leden van de Provinciale Staten wordt gekozen, en dan een actueler mandaat heeft dan de Tweede Kamer. Die nieuw verkozen senaat heeft dan mogelijk een heel andere samenstelling dan de Tweede Kamer. Een coalitie kan in de senaat haar meerderheid verliezen. Dat maakt dat de komende Statenverkiezingen uitgroeien tot een ‘tussentijdse peiling over het zittende kabinet’. Voor het terugzendrecht is een wijziging van de Grondwet nodig.
onderwijs
De democratie is kwetsbaar, constateert de staatscommissie. Aanvallen kunnen van buiten komen, via internet en nepnieuws. Maar de democratie kan ook van binnenuit worden uitgehold als burgers niet meer weten hoe waardevol een democratische rechtsstaat is. Volgens politicoloog Ruud Koole blijkt uit internationaal onderzoek dat het met de ‘kennis van de democratie in Nederland echt niet goed gesteld is’. De commissie wil het debat over de functie en waarde van de democratie aanjagen en vindt dat er meer tijd en geld nodig is voor beter onderwijs hierover op scholen. De commissie wil daarom dat de vakken geschiedenis, maatschappijleer en staatsinrichting in het hele voortgezet onderwijs onderdeel worden van het centraal schriftelijk eindexamen.
Deze plannen van de commissie vinden brede steun bij de hooggeleerden. <

