Het land dat geen schuld wil bekennen
In de afgelopen twee decennia hebben vele Europese regeringen verontschuldigingen aangeboden voor de misdragingen jegens Joden van hun voorgangers en s lands ambtenarenapparaat tijdens de Tweede Wereldooorlog. Enkele andere, zoals Frankrijk, hebben zeer uitdrukkelijk schuld bekend.
Nederland heeft geen van beide gedaan. In 1995 sprak koningin Beatrix in het Israëlische parlement een paar algemene zinnen, die welwillend een vaag generaliserend erkennen van feiten genoemd kunnen worden. In 2005 sprak premier Balkenende in Jeruzalem over het pikzwarte hoofdstuk in de geschiedenis van mijn land. Ik vroeg hem daarna excuses aan te bieden; daarop is hij niet ingegaan.
nalatigheid
In februari 2014 schreef rabbijn Abraham Cooper, de tweede man van het Simon Wiesenthal Center in Los Angeles, een brief aan minister Lodewijk Asscher. Het belangrijkste doel was een vraag aan de Nederlandse regering om onderzoek te doen: hoe kan het dat bijna 39 procent van de Nederlanders het eens is met de grote leugen, dat Israël een vernietigingsoorlog tegen de Palestijnen voert?
Rabbijn Cooper schreef bovendien in zijn brief: Nederland heeft nooit de nalatigheid van haar regering in de Tweede Wereldoorlog erkend, noch de collaboratie van de bureaucratie met de Duitse bezetters, noch enige verontschuldigingen aangeboden. Ik meen dat Nederland het enige tijdens de oorlog bezette land is waar dit het geval is.
In zijn antwoord aan de rabbijn vermeed minister Asscher dit onderwerp volledig. De laatste keer dat de Nederlandse publieke opinie dit onderwerp kreeg voorgeschoteld, was toen dagblad De Pers begin 2012 een voorpagina wijdde aan het uitblijven van regeringsexcuses. Het artikel baseerde zich op twee interviews in mijn boek Judging the Netherlands. Daarin verklaarden twee voormalige vicepremiers, Els Borst en Gerrit Zalm, dat zij het aanbieden van excuses door de regering aan de Joodse gemeenschap zouden steunen. Dezelfde dag stelden Geert Wilders en Raymond de Roon (PVV) Kamervragen aan minister-president Rutte, waarom Nederland geen excuses aanbood. Persbureau Associated Press stuurde hierover twee berichten de wereld rond. Honderden media namen het nieuws over.
Ruttes antwoord was volkomen irrelevant. Hij verwees naar een tekst uit maart 2000, waarin de regering erkende en verontschuldigingen uitsprak dat er te veel formalisme, bureaucratie en vooral kilte in het (naoorlogse) rechtsherstel is geweest. De vragen gingen echter over de oorlog en niet over de naoorlogse periode.
verkeerde bedoelingen
Die tekst van het kabinet-Kok veronderstelde bovendien dat er geen verkeerde bedoelingen bij de toenmalige verantwoordelijken waren geweest. Maar in 2000 was al een aantal voorbeelden bekend van zulke verkeerde bedoelingen. Zo had de naoorlogse minister van Financiën Piet Lieftinck de belangen van collaborerende effectenmakelaars gesteld boven die van de oorspronkelijke Joodse eigenaars van waardepapieren.
Sindsdien zijn verdere voorbeelden van verkeerde bedoelingen aan het licht gekomen. Zoals de navorderingen van de gemeente Amsterdam van de erfpacht van onteigende woningen van Joden. Ook kregen overlevenden na hun terugkeer van de gemeente Amsterdam gas- en elektriciteitsrekeningen.
Een ander voorbeeld van verkeerde bedoelingen werd onlangs vermeld door professor Rudi Ekkart, voorzitter van de regeringscommissie die het naoorlogs rechtsherstel van kunstvoorwerpen onderzocht. Hij zei dat het ministerie van Financiën geroofde kunstwerken die uit het buitenland waren teruggekomen, wilde verkopen om een mooi stukje bodem in de schatkist te leggen. De museumdirecteuren en het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen daarentegen vonden dat dit een goede gelegenheid was om een betere nationale kunstcollectie op te bouwen. Ekkart voegde eraan toe: Het derde geluid, dat van de rechthebbenden, de voormalige bezitters en hun erven, werd niet gehoord.
niet vergeten
Kan het grote tekortschieten verklaard worden uit Nederlandse karaktertrekken? Dat is een te vergaande conclusie.
In 2005 boden de Nederlandse Spoorwegen excuses aan de Joodse gemeenschap aan voor het gedrag van het bedrijf tijdens de oorlog. Het ging gepaard met een publiciteitscampagne die veel aandacht aan dit falen gaf. Het was een goed voorbeeld ook internationaal gezien van hoe men om kan gaan met een moeilijk verleden.
De Nederlandse regering kan de ogen blijven sluiten voor de nalatigheid en het wangedrag van haar voorgangers in de Tweede Wereldoorlog. Te denken dat het daardoor in vergetelheid raakt, is naïef.