Scholing tot geestelijk verzorger moet beter. Vieringen en ziekenzegeningen schud je niet uit de mouw
Wie als net afgestudeerde een vacature leest voor een geestelijk verzorger, zakt de moed in de schoenen. Naast eisen als ‘verbindend’ en ‘oecumenisch’, zijn de hardere eisen niet van de lucht. Dat laatste is in lijn met de beroepsstandaard van de Vereniging van Geestelijk Verzorgers in Zorginstellingen. Wie denkt dat hij met de vaardigheden voor een mooi afscheidsritueel, liturgische samenkomst of levensbeschouwelijk gesprek klaar is, vergist zich. Twintig jaar geleden was dat net voldoende, maar sinds de professionalisering van de geestelijk verzorging zeker niet meer.
In hoeverre ben je adequaat opgeleid op het gebied van ethiek, scholing geven en voorgaan in vieringen? Die eisen zijn tegenwoordig in iedere vacature te vinden. Ik spreek vanuit de ouderenzorg. Geestelijk verzorgers dienen een bijdrage te kunnen leveren op het gebied van ethiek. Een vorm waarin ze dat doen, is het moreel beraad. Verzorgenden, eventueel samen met arts of psycholoog, bespreken een ethische kwestie uit de praktijk. Bijvoorbeeld: op welk moment mag je een onrustige dementerende sederen? Welke en wiens belangen dienen afgewogen te worden? Zij doen dit aan de hand van een gespreksmethodiek en met behulp van een gespreksleider. Die laatste rol kunnen geestelijk verzorgers prima op zich nemen, maar oefening blijft noodzakelijk.
rechtvaardig verdelen
Door tijdsdruk is het moreel beraad lang niet overal vanzelfsprekend. In vacatures wordt vaak ook gevraagd een bijdrage te leveren op het gebied van ethiek op organisatieniveau. Het gaat dan om vragen als: hoe kunnen beperkte gezondheidsmiddelen rechtvaardig verdeeld worden? Hoe verhouden vragen rond het levenseinde zich tot de identiteit van de zorginstelling? Hoe gaan we om met wachtlijsten of de culturele diversiteit van patiënten binnen de instelling? Ik kan hier kort over zijn. Vanuit zijn opleiding is een geestelijk verzorger niet toegerust om als ethicus op dat niveau te acteren.
‘Ziekenzegening schud je niet uit je mouw.’
Geestelijk verzorgers dienen ook verzorgend personeel te kunnen scholen: bijvoorbeeld training om vragen rond zingeving of zinverlies bij bewoners te kunnen herkennen. Als een bewoner zegt: ‘Ik ben zo moe’, drukt die dan een lichamelijke klacht uit of is iemand misschien wel het leven moe? Hoe vraagt een verzorgende dan het beste door? Op welk moment haal die er een geestelijk verzorger bij? De scholing kan ook gaan over rouw en wat je beter wel en niet kunt zeggen bij verlies of verdriet, of over de omgang met religieuze gebruiken en gewoonten van moslims?
Zijn afgestudeerde geestelijk verzorgers hierop voorbereid? Inhoudelijk tot op zekere hoogte, qua didactische vaardigheden absoluut niet. Lesgeven is een vak apart. Geestelijk verzorgers krijgen een taak erbij die tot het gebied behoort van de opleiding tot verzorgende.
rituele vorming
Het derde hiaat ligt op het gebied van de rituele vorming. Dit is het punt waarin opleidingen onderling (hbo versus wetenschappelijk onderwijs en onderling qua signatuur) het meest verschillen. Als het gaat om de theorie van het ritueel, zit het bij de opleidingen wel goed, maar wat betreft de toerusting voor de praktijk niet.
Van veel geestelijk verzorgers wordt, ongeacht hun levensbeschouwing, verwacht dat ze in liturgische vieringen van christelijke signatuur voorgaan. Wil je dat niet, dan is de kans gering dat je aangenomen wordt. Wil je geen ziekenzegeningen doen, dan komt de ‘last’ daarvan bij je collega’s terecht.
Vieringen en ziekenzegeningen schud je niet uit de mouw. Daar is inhoudelijke kennis voor nodig, maar ook training van een liturgische houding. Denk aan hoe te spreken, wanneer stil te zijn en hoe te bewegen. Je bent als het ware een acteur. Opleidingen doen er goed aan om hieraan meer aandacht te besteden. Nu word je er pas mee geconfronteerd tijdens de stage. Het argument dat op de praktijk gerichte rituele kennis en vaardigheden bij de ‘training-on-the-job’ horen, is niet valide. Daarvoor is het een te groot deel van het beroep.
Ook het argument dat het gaat om een opleiding tot algemeen geestelijk verzorger, is niet steekhoudend. Die vlieger gaat deels op voor gesprekken met bewoners over zingeving, verlies en verdriet. Bij wat er verder in de praktijk op religieus en ritueel gebied van je gevraagd wordt, zeker niet.
hoger salaris
Vooral binnen academische opleidingen tot geestelijke verzorging is meer aansluiting bij de beroepspraktijk gewenst. Alleen zo blijven ze onderscheidend ten aanzien van het hogere beroepsonderwijs en is een hoger salaris gerechtvaardigd. <