Onderzoeker Hans Clevers kijkt over de horizon
Zelfs de kardinalen van de Rooms-Katholieke Kerk vragen Hans Clevers (55) om advies. De hoogleraar moleculaire biologie, sinds vandaag de nieuwe president van de prestigieuze Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), is er zelf nog wat verbaasd over, na zijn terugkeer uit Rome.
Het Vaticaan blijkt tot in de puntjes op de hoogte gehouden te worden van de laatste ontwikkelingen op het vakgebied van Clevers, onderzoek naar menselijke cellen. De allerbeste wetenschappers, tot Nobelprijswinnaars aan toe, schuiven in Vaticaanstad aan tafel, vertelt hij. 'Tot mijn stomme verbazing zijn de leden van de adviesraad die de paus informeert zelf niet katholiek. Wij hebben een paar dagen met elkaar de laatste stand van zaken uitgewisseld, omringd door kardinalen die stilletjes meeluisterden.'
Wat de geestelijken met alle informatie gaan doen, weet Clevers niet. 'Ik verwacht dat zij een eigen katholiek sausje over de besproken onderwerpen zullen gieten. Maar ze komen niet door onwetendheid tot hun conclusies, dat trof mij wel.'
Als president van de KNAW zal Clevers voor zulke reisjes minder tijd hebben. Wel blijft hij tijdens zijn presidentschap, net als zijn voorganger Robbert Dijkgraaf dat deed, zich bezighouden met eigen onderzoek. Het bestuderen van menselijke cellen en knutselen in de laboratoria is voor hem geen dagelijkse klus van negen tot vijf - het is een passie.
Clevers - beweeglijk, net jasje, rond brilletje op de neus - had van jongs af aan al interesse in de levende wereld om hem heen, vertelt hij. Hij groeide begin jaren zestig op in Son, als tweede van een gezin met vier zonen. Zijn interesse voor biologie kwam vroeg om de hoek kijken. 'Als klein kind was ik altijd aan het prutsen met insecten en beestjes. Ik had veel huisdieren: vogels, vissen, cavia's, schildpadden. Het was geen obsessie, maar het hield me wel altijd bezig. Werd mij gevraagd wat ik later wilde worden, dan antwoordde ik altijd: ik word bioloog. En uiteindelijk ben ik ook biologie gaan studeren, in Utrecht.'
Maar de studie stelde teleur. Niet vanwege de leerstof, wel door een universitaire omgeving waar weinig gebeurde. 'Ik had het gevoel dat ik niet genoeg leerde, dat het de verkeerde plek voor mij was. Het was het einde van de hippietijd, examens waren allemaal niet zo nodig, meende men. En er waren geen begeesterende docenten. Een hoogleraar vertelde dat er voor mij geen plek zou zijn om onderzoek te doen, er viel volgens hem ook geen carrière in te maken. Terwijl ik juist voelde dat daar mijn hart lag. Ik dacht: hier doe ik het niet voor.'
In plaats van te stoppen, besloot Clevers zijn dorst naar kennis te lessen met een tweede studie. Dat werd geneeskunde, dezelfde studie van zijn oudere broer Geert-Jan met wie hij veel optrok in die tijd. De dubbele studie vormde voor hem geen last, integendeel. 'Het viel juist prima te combineren. Bij biologie had je drie jaar lang maandenlange stages, van wel negen maanden. Voor die stages trok ik naar het buitenland. In de zomer vloog ik dan terug naar Nederland, en in de zomervakantie deed ik de herexamens van geneeskunde. En dan haalde ik alles, in één keer. Dat kon makkelijk.'
Jules Verne
Zijn studiemaanden in het buitenland waren avontuurlijk, met reizen door Amerika en Afrika. 'Als kind heb ik altijd veel over ontdekkingsreizen en verre tochten gelezen. Alle boeken van Jules Verne las ik, maar ook verhalen over de expedities naar de polen en Louise en Clark die de Mississippi opvaren. De stages vormden mijn ontdekkingsreizen. In de laboratoria waar ik mijn proeven deed, ging het mij altijd gemakkelijk af. Dat gaf tijd voor andere activiteiten. In mijn laatste jaar biologie heb ik een jaar in Kenia gezeten. Ik ontmoette een Masaï, een beveiliger van het instituut waar ik werkte. Samen met hem ben ik door het land gaan rondtrekken, door de wouden met de leeuwen en neushoorns.'
'Wel was ik wat bezorgd over mijn kortdurende bevlogenheden, daar kan mijn moeder genoeg voorbeelden van geven. Dingen waar ik een tijdje aan begon te sleutelen en dan plotsklaps mee ophield. Dat begon al toen ik klein was: vlinders vangen, vissen, gitaarspelen, sporten. Tijdens mijn middelbare schooltijd was ik heel intensief bezig met fotografie. Maar als ik eenmaal wist hoe iets in elkaar stak, ging ik weer totaal wat anders doen. Dan verloor ik ook al mijn interesse. Daar maakte ik mij echt wel eens zorgen over. Leuk dat ik dit allemaal kan, dacht ik dan, maar het leidt tot niks. Als je uiteindelijk iets in de vingers hebt, moet je er wel mee doorgaan. Ik had altijd het gevoel dat ik iets wilde neerzetten. Ergens wil je voetstappen nalaten. Maar ook bij de biologiestages ging het alle kanten op. Ik ging naar Amerika om proeven te doen, en daar kwam ik een kennis tegen en reed met hem in een oude Volvo dwars door het land heen. In Kenia genoot ik meer van de tochten door de oerwouden dan van mijn experimenten.'
Nadat hij zijn beide studies voortvarend had afgerond stortte Clevers zich op promotieonderzoek naar witte bloedcellen. Opnieuw was hij uitzonderlijk snel klaar; binnen een jaar had hij al zijn resultaten gepresenteerd. Eigenlijk was dat veel te snel, oordeelt hij nu. 'Niemand zou dat moeten willen, binnen een jaar promoveren. Het was ook niet de bedoeling, het liep allemaal heel voorspoedig. Een boel experimenten moeten bij de eerste pogingen gelukt zijn, al kan ik mij dat niet herinneren. Maar het werk hield mij dag en nacht bezig, ik was altijd aan het nadenken over de volgende proef.'
De periode vormde een 'beslismoment' voor zijn toekomst. 'Voor de promotie deed ik gewoon maar... alles. Dat krijg je als je goed kunt leren, ik stroomde lekker door. Je gaat naar het gymnasium, kiest een studie, ik nam er eentje bij. Maar toen moest ik echt kiezen. Doorgaan als arts of als wetenschapper? Pas in die tijd besefte ik dat ik goed ben in het doen van onderzoek. Voor wetenschap moet je veel weten, maar je kunt niet leren om een succesvol wetenschapper te worden. Net als een goede muzikant of kunstenaar, je bent het of je bent het niet. Je mag dat talent noemen, of een portie geluk dat je afdwingt.'
Van zijn dubbele studie heeft Clevers ook profijt gehad als wetenschapper. Het zorgde voor een bredere blik. 'Ik ben wel iemand die graag over verschillende horizonnen heen wil kijken. Sommige verdelingen die binnen de geneeskunde bestonden - ik heb dat nooit goed begrepen. Tegenwoordig is er veel veranderd. Ik kon met mijn achtergrond als bioloog ook ideeën toepassen in de geneeskunde. Met onderzoek naar het DNA van een cel maakt het ook niet meer uit of je kikkers, wormen of de mens onderzoekt. Het zijn allemaal cellen, de regels zijn allemaal met elkaar vergelijkbaar.'
kneepjes
De fijne kneepjes leerde Clevers gedurende zijn jaren als onderzoeker aan de universiteit van Harvard in Boston. Daarna keerde hij terug naar Nederland en startte in het academisch ziekenhuis in Utrecht een eigen onderzoeksgroep op. Ook werd hij daar op jonge leeftijd afdelingshoofd. Maar echt op zijn plek viel hij pas nadat hij in 2002 verhuisde naar het nabije Hubrecht Instituut, op uitnodiging van Ronald Plasterk die er destijds directeur was.
Eenmaal genesteld in het instituut kon zijn onderzoeksgroep verder uitgroeien. De afgelopen tien jaren deed Clevers meerdere opzienbarende ontdekkingen, onder andere van de oorzaken van darmkanker. Het gebouw dat de laboratoria huisvest, staat in een onopvallend gedeelte van de universiteitscampus van Utrecht. Clevers heeft er een ruime werkkamer. Ietwat ongebruikelijk voor een hoogleraar ontbreken de tot de nok gevulde boekenkasten. 'De meeste nieuwe ontwikkelingen houd ik tegenwoordig bij op internet.'
Alleen op de brede werktafel zijn wat stapeltjes boeken gerangschikt. Geen zware wetenschappelijke kost, vooral veel Engelse boeken. Al sinds zijn jeugd leest Clevers veel, maar voor Nederlandse literatuur heeft hij nauwelijks meer geduld. 'Ik lees te snel, ik knal door een boek heen.'
Daarnaast sport hij graag. Nog altijd rent hij lange afstanden, al verhindert een kunstheup tegenwoordig zijn deelname aan marathons. Vijf heeft hij er uitgelopen voordat zijn heup vervangen moest worden. De startnummers die hij droeg tijdens het rennen, hangen vastgeprikt boven zijn bureau. Het zijn persoonlijke overwinningen, en Clevers praat langer over zijn eerste marathon in New York dan over de collectie aan hoge wetenschappelijke onderscheidingen en prijzen in de andere hoek van de kamer.
Graag had hij nog samen met zijn jongste zoon Max een marathon willen lopen, maar het zit er waarschijnlijk niet meer in. Wel gaat hij ieder jaar met zijn familie, zijn vrouw Eefke en hun twee zoons, skiën. Ook sport en sociale vaardigheden horen bij een goede wetenschapper, meent Clevers.
'Een goede wetenschapper is niet alleen maar slim. Het heeft ook niks met IQ te maken. De allerslimste mensen hebben vaak juist moeite aansluiting te vinden bij een groep. Terwijl sociale cohesie reuze belangrijk is, daardoor ontwikkel je enthousiasme voor wat je doet. Nederlandse onderzoekers zijn daar overigens heel goed in, ze werken goed samen en nemen altijd het initiatief voor het organiseren van een barbecue of een uitje.'
Als president van de KNAW wil Clevers zich straks nadrukkelijker laten gelden in Den Haag. En, onderstreept hij, dat wil hij blijven doen als actief wetenschapper. 'Te vaak zie je dat de politiek wordt geadviseerd door bestuurders die zelf niet meer met onderzoek bezig zijn. Terwijl je juist mensen nodig hebt die met de poten in de modder staan.'
En daarnaast is zijn onderzoek hem gewoon te lief om het zomaar op te geven. 'Ik heb altijd de voorkeur gegeven aan het doen van wetenschap. Passie, vaak genoemd voor de kunsten, dat geldt ook voor wat ik doe. Bovendien, cellen laten zich echt niet dicteren door een veertigurige werkweek.'
onderzoeker en ridder
Johannes Carolus (Hans) Clevers, geboren in Eindhoven op 27 maart 1957, is getrouwd met Eefke Petersen. Samen hebben zij twee kinderen Sander (21) en Max (19).
1982: doctoraal biologie, Universiteit Utrecht
1984: artsenbul, Utrecht
1985: gepromoveerd op onderzoek naar immunologie, Utrecht
1986 - 1989: wetenschappelijk onderzoeker aan universiteit van Harvard, Boston
1991 - 2002: hoogleraar Immunologie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht
2000: lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
2001: Winnaar Spinozaprijs, de hoogste Nederlandse onderscheiding in de wetenschap
2002: wetenschappelijk directeur van het Hubrecht Instituut, Utrecht
2005: benoemd tot ridder in de Ordre national de la Légion d'honneur, een hoge Franse onderscheiding
2012: benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau
1 juni 2012: president KNAW
Johannes Carolus (Hans) Clevers, geboren in Eindhoven op 27 maart 1957, is getrouwd met Eefke Petersen. Samen hebben zij twee kinderen Sander (21) en Max (19).
1982: doctoraal biologie, Universiteit Utrecht
1984: artsenbul, Utrecht
1985: gepromoveerd op onderzoek naar immunologie, Utrecht
1986 1989: wetenschappelijk onderzoeker aan universiteit van Harvard, Boston
1991 2002: hoogleraar Immunologie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht
2000: lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW)
2001: Winnaar Spinozaprijs, de hoogste Nederlandse onderscheiding in de wetenschap
2002: wetenschappelijk directeur van het Hubrecht Instituut, Utrecht
2005: benoemd tot ridder in de Ordre national de la Légion dhonneur, een hoge Franse onderscheiding
2012: benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau
1 juni 2012: president KNAW