ISIS-kinderen NSB-kroost van nu

‘De misdaden van ISIS zijn gruwelijk. Maar kinderen van Nederlandse kalifaatgangers mogen niet worden gestraft voor de wandaden van hun ouders.’
Weesp
‘Zwichten voor terreur berust op angst’
In april 2019 overleed het 3-jarige dochtertje van de Soesterbergse Sy-
riëgangster Angela B. Het kind stak haar hoofd uit een tent en kreeg een rondvliegende bomscherf in haar hoofd. In het Syrische kamp al-Hol was de juiste medische behandeling niet voor handen. Ondanks smeekbedes van moeder Angela, kreeg het kind lange tijd geen toestemming van de kampleiding om naar het ziekenhuis te gaan. Doordat de juiste medische zorg uitbleef, overleed het kind. Ook nu verblijven nog veel Nederlandse ISIS-vrouwen met hun kinderen in erbarmelijke omstandigheden in de kampen al-Hol en al-Roj in Noord-Syrië. In totaal gaat het om 56 jonge Nederlandse kinderen, waarvan driekwart jonger is dan vier jaar oud.
Oud-politietopman Kees Sietsma (74) maakt zich ernstige zorgen over hun situatie. Hij doet met klem een beroep op de Nederlandse regering om snel in te grijpen. ‘Ik zeg: bevrijd Nederlandse ISIS-kinderen uit die kampen en neem hun moeders mee naar Nederland, als dat in het belang is van de kinderen. De moeders moeten worden berecht’.
‘De rechtsstaat wordt buitenspel gezet’
Hij heeft er lang over nagedacht of hij zich wel in het openbaar zou uitspreken over deze politiek gevoelige zaak. ‘Ik heb gewikt en gewogen, ik heb er soms wakker van gelegen. Maar ik krijg het niet uit mijn kop. Nederland heeft het Verdrag van de rechten van het Kind ondertekend, maar kinderen van Nederlandse kalifaatgangers worden gewoon aan hun lot overgelaten in kampen in Syrië. Dat is een schrijnende conclusie voor Nederlanders in een rechtsstaat. De overheid kijkt weg. De rechtsstaat wordt buiten spel gezet. Dit kan niet. De zwakste moet altijd in bescherming worden genomen. Weerloze kinderen mogen niet worden gestraft voor daden van hun ouders.’
Als officier en topman bij de politie gaf Kees Sietsma leiding aan grote internationale moordzaken. Hij leidde politieonderzoeken bij de ontvoering van zakenman Gerrit-Jan Heijn, en Freddy Heineken. Ook speelde hij een prominente rol in de staatscommissie voor feitenonderzoek naar de moord op politicus Pim Fortuyn in 2002 . ‘Mijn hele leven stond in het teken van recht en onrecht.’ Juist daarom grijpt de in zijn ogen ‘onbarmhartige manier’ waarop de Nederlandse overheid omgaat met ISIS-kinderen hem aan, denkt hij. ‘Het houdt me al maanden in de greep.’
Anderhalf jaar geleden stopte Sietsma officieel met zijn recherchewerk. Hij was inmiddels begin zeventig en vond het tijd om het rustiger aan te gaan doen. ‘Maar toen hij eind vorig jaar naar een tv-uitzending met minister Stef Blok in het programma Pauw keek, lukte dat niet langer. ’We berechten de ouders, en we trekken de handen van de kinderen af’, dat was zo’n beetje de strekking van wat minister Stef Blok zei. Die moeten maar ergens in de regio blijven’. ‘Dit kan toch niet’, dacht ik. ‘Zo kil. De overheid spant zich maximaal in om te zorgen dat deze kinderen niet naar Nederland komen.’
De rechercheur in Sietsma kwam à la minute weer naar boven. Hij moest de zaak helder in kaart zien te krijgen. De juiste feiten moesten op tafel. Om zichzelf een goed beeld te vormen van de zaak, raadpleegde hij verschillende rechters. Hij ging het gesprek aan met politici uit de Tweede Kamer en vroeg jaargenoten van zijn studie om hun mening. Hij zat om tafel met het Rode Kruis, dat actief is in Noord-Syrië, en in een onderhoud met de staf van de Kinderombudsvrouw probeerde hij zich een beeld te vormen van de dossiers van Nederlandse ISIS-kinderen in Syrië.
Het bracht hem tot de slotsom dat de huidige lijn van het kabinet nauwelijks menswaardig is te noemen. ‘Onmenselijk, en bovendien geen enkele oplossing voor deze kinderen noch voor de staatsveiligheid.’ ‘Onbegrijpelijk’, noemt Sietsma het, dat de regering de analyse van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) naast zich neerlegt. Die pleit, evenals Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer, op basis van gedegen feitenonderzoek voor het terughalen van jonge kinderen voordat ze totaal geïndoctrineerd zijn door een gewelddadige ideologie.
verschrikkelijke misdrijven
ISIS-strijders hebben volgens Sietsma nauwelijks voorstelbare, verschrikkelijke misdrijven gepleegd. ‘Daarvoor moeten ze strafrechtelijk worden vervolgd. Anders is er geen gerechtigheid voor de slachtoffers. Natuurlijk is het begrijpelijk dat deze daden emoties oproepen van wraak en haat, maar tegelijkertijd mag de overheid niet wegkijken van het kinderrechtenverdrag. ‘Ik ben strikt en pragmatisch, de kinderrechten zijn dat ook. Daar mag je niet mee marchanderen.’
De balans vinden tussen de belangen van de machtigen (de staat) en die van de machtelozen (de ISIS-kinderen) is volgens Sietsma de taak van de overheid. ‘Maar het lijkt erop dat die zich laat leiden door angst voor mogelijke radicalisering, ten koste van de mensenrechten. Zwichten voor terreur, berust op angst. Daar moet je je nooit door laten leiden. We moeten altijd vechten tegen onrecht en onmenselijkheid.’
Onrecht tekende ook Sietsma’s eigen familiegeschiedenis. ‘Ik ben geboren aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, en mijn ouders hebben mij Kornelis Jan Hendrik Hein genoemd. Ik ben vernoemd naar mijn drie broers die actief waren in het verzet tegen de Duitsers. De één overleed op 26-jarige leeftijd in Dachau. Hij was ernstig verzwakt. De ander overleed op 20-jarige leeftijd in een Duits tuchthuis, op de dag dat hij bevrijd werd door de Amerikanen. De derde broer kwam levend terug uit het concentratiekamp, maar bleef zijn leven lang verminkt door de oorlog.’ Zijn eerste naam Kornelis dankt Sietsma aan zijn oom: de gereformeerde dominee Kornelis Sietsma uit Amsterdam. ‘Hij preekte op 1 februari 1942 over de verzoeking in de woestijn. Toen hem werd gevraagd of hij soms het nationaal-socialisme vergeleek met de duivel, heeft hij dat met opgeheven hoofd bevestigd. Het kostte hem nog in datzelfde jaar zijn leven. Zijn vijf kinderen, mijn neven, groeiden zonder vader op.’
De lijn van het kabinet doet hem terugdenken aan de tijd kort na de Tweede Wereldoorlog. Toen was de stemming onder de Nederlandse bevolking ook hardvochtig. ‘Voor landverraders en collaborateurs is geen plaats in Nederland. Zij hadden met de nationale solidariteit gebroken. Ze werden in Nederlandse interneringskampen gezet, inclusief moeders en kinderen. Hun huizen werden geplunderd. Zij hadden een ‘foute keuze’ gemaakt en daarvoor moesten ze boeten. Ze werden maatschappelijk ‘melaats’ verklaard. Hun kinderen zijn daardoor voor het leven getekend. NSB-kinderen verenigen zich tot op de dag van vandaag niet voor niets onder de naam ‘De vergeten groep’. De geschiedenis lijkt zich nu te herhalen met ISIS-kinderen’.
verbittering voorkómen
De oplossing ligt volgens Sietsma voor de hand en is in de eigen Nederlandse geschiedenis te vinden. ‘De overheid stelde zich kort na de Tweede Wereldoorlog ten doel om haar ‘foute onderdanen’ na bestraffing zo snel mogelijk weer in de maatschappij op te nemen. Al was dat tegen het zere been natuurlijk van vele Nederlanders, onder wie ex-verzetsstrijders. Te allen tijde moest worden voorkomen dat er een verbitterde, rancuneuze groep zou ontstaan in de samenleving, die een nieuwe bedreiging zou kunnen betekenen. De Nederlandse overheid gaf daarin zelf het voorbeeld door nadat ze hun straf hadden uitgezeten, gelijke kansen te bieden aan iedereen. Houd je eigen normen en waarden hoog, en laten we trouw blijven aan onszelf. Die vrijheid hebben we vandaag.’ <