Gedicht Sinterklaas steeds positiever van toon

Klaas Rigterink, gepensioneerd docent Nederlands, is gefascineerd door het sinterklaasfeest. Mijn vrouw en ik hebben een enorme verzameling boekjes en prullaria over Sinterklaas, sommige van voor de oorlog.
Rigterink besloot een boek te schrijven over zijn hobby, een geschiedenis van het sinterklaasgedicht. Dat plan breidde hij uit toen zijn oog viel op een boek in zijn verzameling van Herman Vuijsje, die in 1984 sinterklaasgedichten analyseerde. Dat boek gaf hem de mogelijkheid tot een vergelijking te komen. Vuijsje bekeek vooral de inhoud van de gedichten, ik heb ook naar de taal en rijm gekeken, en de cadeautjes en surprises die erbij werden gegeven.
In totaal ontving Rigterink via een oproep in diverse media 952 gedichten. Hij zocht er nog 48 bij op internet, om tot het afgeronde getal van duizend te komen. Zijn analyse ervan is terug te vinden in het boek De rijmpiet dichtte zich te pletter bij deze chocoladeletter. 1000 sinterklaasgedichten geanalyseerd uit het begin van de 21e eeuw.
Zijn er markante verschillen tussen de gedichten van nu en die van bijna dertig jaar geleden?
Een leuke vondst vind ik zelf de verhouding tussen kritiek en complimenten in de gedichten. Herman Vuijsje heeft daar ook naar gekeken. Ruim 50 procent van de gedichten die hij onderzocht, bevatte kritiek en bijna 25 procent complimenten. In de gedichten die ik onderzocht, is het omgekeerd: kritiek was er slechts in 18 procent van de gedichten, complimenten in 36 procent.
Ik heb me afgevraagd hoe dit kan. Zijn we aardiger geworden? Misschien ligt de sleutel in één gedicht dat ik heb ontvangen. Daarin wees de dichter erop dat degene tot wie hij zich richtte op zijn lootje had aangegeven dat hij geen kritiek wenste te krijgen.
Misschien horen we dat liever niet meer, kunnen we er minder goed tegen dan vroeger.
Is er een terugkerend onderwerp in de gedichten?
Ze kunnen over van alles gaan. Elke fase in het mensenleven komt aan bod: over het krijgen van een eerste kind, samenwonen, hoe een puber zich uit, ouder worden, enzovoorts. Dat gebeurt zowel met humor als serieus. Ik vond bijvoorbeeld ook een gedicht waarin een overledene werd herdacht.
Wat viel u op aan de cadeautjes en surprises?
Eén op de zes dichters maakte een surprise bij het gedicht. Dat vond ik niet overweldigend veel. Wat de cadeautjes betreft: het valt op dat die niet veel kosten. Het gedicht moet het cadeau meer waarde geven.
Hoe vond u het taalgebruik?
In de meeste gevallen is dat zeer informeel. Zinnen eindigen op koekie en hoekie. Het is niet plechtig, zoals je wel van een bisschop zou verwachten. In vijf procent van de gedichten, grotendeels door jongeren geschreven, trof ik nogal stevige straattaal en schuttingtaal aan.
U hebt ook de geschiedenis van het sinterklaasgedicht onderzocht. Van wanneer precies dateert het oudste gedicht?
Voor zover bekend dateert dat uit de zeventiende eeuw. Dat was in de sinterklaasliteratuur al bekend. Het gaat om een gedicht van Johannes van Someren (1622-1676), die onder meer burgemeester van Dordrecht en pensionaris van Nijmegen is geweest.
Ik ben erachter gekomen in welk jaar hij het gedicht precies schreef. Van Someren huwde in 1646 een meisje van zestien; zij overleed begin 1647. In mei 1648 trouwde hij met Elisabeth Vervoorn. Het sinterklaasgedicht is een huwelijksaanzoek aan haar. Dat moet hij dus in 1647 hebben geschreven.
De passie spat ervan af. Hij zegt dat hij bij haar zijn schoen wil komen zetten. Ik heb van een andere Sinterklaaskenner gehoord dat je in die tijd je liefde kon betuigen door rond Sinterklaas bij iemand thuis in diens schoen te gaan staan. Daarmee zei je: Ik wil jouw sinterklaascadeautje zijn.