Houden van je stiefkind is niet vanzelfsprekend

Delft-Leusden
‘Welkom in het Stiefmoedercafé.’ Jeanette Hultzer kijkt haar eettafel vol noga, paaseitjes en pinda’s rond naar de negen vrouwen die zich vanavond in haar woonkamer in Delft hebben verzameld. ‘Tien jaar geleden werd ik verliefd op een geweldige man’, vervolgt ze. ‘Maar hij had al twee kinderen en ik had niet per se een kinderwens. Wat doe je dan?’
Hultzer begon eraan, ze werd stiefmoeder. Net als de vrouwen die zich rond haar tafel hebben verzameld. Hultzer werd uiteindelijk zelfs stiefmoedercoach bij haar eigen bureau Hultzer Coaching. Want stiefmoeder zijn, is niet iets wat je er ‘zomaar even bij doet’. Dat herkennen de vrouwen in het Stiefmoedercafé. ‘Ik weet niet of jullie dat ook hebben ...’, klinkt het regelmatig, waarop instemmend geknik van zo’n beetje iedereen aan de tafel volgt. Herkenning en erkenning, dat is precies waarom Hultzer de avonden voor stiefmoeders is begonnen. ‘Er ligt een enorm taboe op het praten over problemen die een stiefmoeder heeft’, zegt ze. ‘In deze setting durven ze hun gevoelens uit te spreken. Dat is voor de meesten een enorme opluchting.’
sprookjes
De stiefmoeder, dat was toch die vrouw die Assepoester de haard liet vegen zodat ze niet naar het bal kon? En de vrouw die het hart van Sneeuwwitje in een kistje wilde omdat ze mooier was dan zij?
Mede door die overbekende sprookjes is het imago van de stiefmoeder op zijn minst bedenkelijk. En dat terwijl in Nederland minimaal 250.000 vrouwen stiefmoeder zijn. Als het er niet meer zijn, hun aantal is moeilijk te schatten omdat ze meestal niet officieel als stiefmoeder geregistreerd zijn.
Volgens stiefmoedercoach Mariska Matakupan-Jansen (zelf ook stiefmoeder) van Skaja Coaching, is er nog een oorzaak voor het negatieve beeld van stiefmoeders: de te hoge verwachtingen die de samenleving van haar heeft. ‘Aan de ene kant wordt verwacht dat je voor de stiefkinderen zorgt, maar aan de andere kant mag je je niet bemoeien met de opvoeding’, zegt ze. ‘Laatst zei een stiefmoeder nog tegen me: ‘‘Ik voel me een oppas die niet betaald wordt.’’ Maar zeggen dat je je liever helemaal niet met de kinderen bemoeit, dat kun je ook weer niet maken.’ Hultzer herkent dat. ‘Er wordt van vrouwen verwacht dat ze het er wel even bij doen. Je hebt een nieuwe relatie en die man heeft nou eenmaal kinderen. Dan moet je daar als vrouw ook niet over mopperen, want je wist toch waar je aan begon? Dat is een veelgehoorde uitspraak.’
‘En als ze dan toch uiten dat ze in een moeilijke positie zitten, bevestigen ze alleen maar dat negatieve stiefmoederimago’, stelt Matakupan-Jansen. Dat merkte ze ook in haar eigen omgeving, waar haar vriendinnen wel knikten en luisterden, maar niet echt haar problemen konden invoelen. ‘En op gegeven moment waren ze ook wel klaar met mijn gezeur. Dan hou je uiteindelijk je mond maar en ga je denken dat het allemaal aan jou ligt.’
Zo besloot Hultzer bijvoorbeeld om niet met haar man en stiefkinderen mee op vakantie te gaan. De boze en verontwaardigende reacties uit haar omgeving waren niet van de lucht. ‘Vooral van vrouwen die wel moeder waren maar niet bekend met het stiefverhaal. Ze vonden me egoïstisch en een slechte stiefmoeder.’
Hoewel haar man achter haar stond en zij er zeker van was dat dit een goede keuze voor haar was, kwamen die reacties hard aan. ‘Die moeders kijken naar de situatie vanuit hun eigen moederrol. Ik begrijp het wel, maar op zo’n moment weet je niet hoe je daarmee moet omgaan.’
het derde wiel
De meeste stiefmoeders beginnen vol enthousiasme aan hun nieuwe taak. ‘Ze horen wel negatieve verhalen, maar denken dat ze het zelf wel beter doen’, zegt Matakupan-Jansen. ‘Maar uiteindelijk komen ze daar allemaal van terug omdat het toch moeilijker blijkt te zijn dan ze dachten.’
De stiefmoeder is niet de opvoeder van de kinderen. Dat is een van de dingen die volgens Matakupan-Jansen voor problemen kan zorgen. ‘Als je man of vriend een opvoedstijl heeft waar jij niet helemaal achter staat, kun je daar moeilijk wat van zeggen’, zegt ze. ‘Maar er gebeuren wel dingen in jouw huis waar jij het niet mee eens bent. Daardoor kun je als stiefmoeder al gauw het gevoel krijgen het derde wiel aan de wagen te zijn, of je niet meer thuis in je eigen huis voelen.’ Gesprekken over de stiefkinderen lopen bij veel stellen gauw op ruzie uit. Er zijn maar weinig mensen die kritiek op hun kinderen niet als een aanval zien.
rolverdeling
Daarnaast ontstaan er ook strubbelingen tussen partners wanneer de rolverdeling onduidelijk is. ‘Er wordt veel niet besproken en voor elkaar ingevuld waardoor er niet duidelijk is wat de partners van elkaar verwachten binnen de relatie’, zegt Hultzer. ‘Vaak denkt de vrouw dat de man van alles van haar verwacht, terwijl hij alleen maar wil dat zij de kinderen in haar hart sluit. Als je dat voor elkaar invult, gaat het mis.’
Dat geldt niet alleen voor de rolverdeling. Matakupan-Jansen ziet bijvoorbeeld dat veel vrouwen een sterke neiging hebben hun huis grondig op te ruimen en schoon te maken als hun stiefkinderen weer weg zijn. ‘Dat kan voor de partner voelen alsof ze alle sporen van zijn kinderen wil uitwissen. Maar het betekent vooral dat ze zich hun huis weer eigen proberen te maken. Dat merk ik ook bij mezelf.’
houden van is geen besluit
Dat je van je eigen kind houdt, is logisch. Maar een stiefmoeder houdt niet per definitie van haar stiefkind. Toch wordt dat volgens Hultzer wel van hen verwacht. ‘Maar houden van is iets wat je niet kunt afdwingen. Je houdt toch ook niet per se van de vriendjes en vriendinnetjes van je kind?’ Matakupan-Jansen kent het verschil tussen een stiefkind en een biologisch kind uit eigen ervaring. ‘Ik houd meer van mijn eigen kinderen dan van mijn stiefkind en daar kom ik eerlijk voor uit’, zegt ze. ‘Mensen schrikken daarvan want je zegt iets wat niet sociaal wenselijk is. Maar mijn stiefzoon houdt ook meer van zijn eigen moeder dan van mij, prima.’ Op dezelfde manier kun je volgens Matakupan-Jansen ook veel meer hebben van je eigen kind. ‘Als je eigen kind heeft overgegeven, ruim je dat zonder problemen op. Maar als je stiefkind dat doet, ga je haast meekotsen.’
Het is volgens beide stiefmoedercoaches wel belangrijk dat er een band wordt opgebouwd op basis van wederzijds respect, dat is al een mooi begin. ‘Je leest weleens dat mensen zeggen: ik besloot evenveel van mijn stiefkinderen te houden als van mijn eigen kinderen’, zegt Matakupan-Jansen. ‘Dat vind ik een bizarre uitspraak. Dat is geen besluit, dat moet groeien. En soms groeit dat niet en dan is het ook goed.’
boterhammen smeren
Sommige stiefmoeders doen van alles voor de kinderen: boterhammen smeren terwijl ze dat best zelf kunnen, ze naar school brengen of vrij nemen als ze opgevangen moeten worden. ‘“Wat doet je man dan?” vraag ik die vrouwen vaak’, zegt Hultzer. ‘Dan kijken ze me aan van: eeeh … niet zoveel.’
Volgens Hultzer is dit een typisch vrouwenprobleem dat bij hun verzorgende natuur hoort: bijna allemaal duiken ze in de moederrol. ‘En dat is nou precies niet de bedoeling. Want meestal is de biologische moeder gewoon in functie, dus zitten de kinderen en partner helemaal niet te wachten op een extra moeder.’
Stiefvaders hebben daar vaak geen moeite mee. Zij lopen eerder tegen autoriteit in de opvoeding aan. ‘Mannen willen zich wel laten gelden, maar vinden het moeilijk die rol af te bakenen’, zegt Hultzer. ‘Ze willen graag de opvoeder zijn, maar dat is – zeker in het begin – echt niet aan te raden.’
dankbaarheid
Die rolverdeling gaat uiteindelijk wringen. ‘De stiefmoeder voelt wel dat er geen dankbaarheid terugkomt voor wat ze allemaal doet. Er komt eigenlijk niks voor terug’, zegt Hultzer. ‘Dan gaat ze zich afvragen: waar ben ik eigenlijk mee bezig, waar doe ik dit voor? En dat kan ook resulteren in scheuren in de relatie. Twee derde van de nieuwe relaties waarbij kinderen betrokken zijn, gaan uiteindelijk kapot.’
Hultzer denkt dat dat is omdat mensen er te makkelijk instappen. ‘Meestal wordt vrij snel besloten te gaan samenwonen, terwijl het beter is om het wat rustiger aan te doen en eerst te zorgen dat je elkaar beter leert kennen en een band opbouwt.’ Matakupan-Jansen herkent dat. ‘Mensen hebben vaak ook te hoge verwachtingen. De beste tip die ik ooit kreeg was van mijn tante, die zei: “Mariska, het is niet ideaal en het wordt ook nooit ideaal.” Dat maakte dat ik er veel realistischer in stond.’ <
Pauline (36) heeft drie jaar een relatie met haar vriend. Sinds tweeënhalf jaar wonen ze samen. Zijn dochter woont van woensdagmiddag tot zaterdag- of zondagmiddag bij hen in huis.
‘Sinds tweeënhalf jaar heb ik een stiefdochter van bijna twaalf. Het is een leuk kind, niks mis mee verder. Maar ik voel niet echt wat voor haar. Hoelang duurt dat eigenlijk voor je iets voor je stiefkind moet voelen? Als ze er is dan is dat zo, maar als ze er niet is, vind ik het ook prima. Eerlijk gezegd heb ik dat zelfs liever, zodat mijn vriend en ik meer tijd samen kunnen doorbrengen.
Ik vind het lastig om op een goede manier met haar om te gaan, helemaal als ze met een chagrijnige kop beneden komt. Dan heb ik daar gewoon geen zin in. Het liefst zou ik haar weer naar boven sturen of iets zeggen als: “Kom op, even je normale gezicht opzetten.” Maar mijn vriend zegt dan: “Trek je daar nou niks van aan, laat haar maar.” Makkelijk gezegd. Ik heb immers geen bloedband met haar, dus dat voelt toch echt heel anders.
Ik merk ook dat ik de neiging heb om afspraken met vriendinnen te plannen wanneer zij bij ons is. Dat doe ik namelijk liever niet in weekenden dat ze er niet is, omdat ik dan alleen kan zijn met mijn vriend en leuke dingen met hem kan doen. Ook voel ik me minder vrij om mensen uit te nodigen als ze er is. Best raar eigenlijk, want het is natuurlijk ook mijn huis.
Als ik moe thuiskom na een dag hard werken en zij is in een chagrijnige bui, vind ik dat vervelend. Dan wil je zelf ook graag uitrusten, maar moet je met haar dealen. En omdat je toch vaker opmerkingen maakt over dingen die niet goed zijn dan dat je complimenten geeft, kom je al gauw negatief over. Terwijl dat helemaal niet de bedoeling is. Als ik vraag of ze haar beker in de vaatwasser wil zetten, kan dat al verkeerd vallen.
Ik denk dat het goed is om meer tijd samen met haar door te brengen, maar toch lukt dat niet zo goed omdat ik zelf ook druk ben met werken, sporten en vrienden. Het is zoeken naar een juiste balans.
We kunnen het ook best heel gezellig hebben samen. Ik kan prima een vrijdagavond spelletjes met haar doen. We gaan ook weleens met z’n drieën een dagje weg. Maar zodra zij niet helemaal meedoet, blijft er vaak toch een soort spanning in de lucht hangen. Het is best lastig om hier met mijn vriend over te praten. Wanneer ik iets over haar zeg, voelt hij dat algauw als een aanval. Gesprekken eindigen dus al snel in irritaties. Op een gegeven moment denk je dan: laat maar zitten. Van tevoren had ik niet ingeschat dat dit zo moeilijk zou zijn. Als ik dat geweten had, was ik er echt niet aan begonnen. Maar de liefde voor mijn vriend is veel sterker dan het ongemak van het leven met een stiefkind. Wel tel ik stiekem de jaren af tot ze meer zelfstandig is.’
De naam Pauline is om privacyredenen gefingeerd. Haar echte naam is bij de redactie bekend.

