Speelse Nederlandse kindercultuur inspiratie voor het buitenland

Amsterdam
‘Nederland heeft een lange traditie en een geweldige reputatie op het gebied van kindercultuur’, aldus Cees de Graaff, directeur van DutchCulture, aanspreekpunt van de Nederlandse culturele sector. Een aardig voorbeeld biedt alleen al de kinderboekenwereld. Met bijvoorbeeld Annie M.G. Schmidt, Tonke Dragt en Dick Bruna staan we als klein land toch goed op de kaart. ‘Elk jaar verschijnen zo’n duizend kinderboeken in Nederland en twintig procent daarvan wordt vertaald’, wist De Graaff vrijdag te vertellen op een internationaal symposium over kindercultuur in Amsterdam. ‘Minoes, van Annie M.G. Schmidt, is zelfs in 29 talen vertaald.’ Een ander goed voorbeeld is De brief voor de koning van Tonke Dragt. Het boek uit 1963 werd pas vijftig jaar later in het Engels vertaald, maar vervolgens wel lovend ontvangen. Inmiddels wordt er zelfs gewerkt aan een Netflixserie gebaseerd op het kinderboek.
Er zijn meer voorbeelden, ook op andere kunstgebieden. Het toneelstuk Nadia van de Toneelmakerij bijvoorbeeld, over twee 15-jarige vriendinnen van wie er een, Nadia, radicaliseert. Het werd in een heleboel Nederlandse klaslokalen gespeeld, maar ook in Duitsland, België, Noorwegen en Italië. ‘Al voordat het scenario af was, wilden sommige landen het hebben’, zegt dramaturg Paulien Geerlings van de Toneelmakerij. ‘Het is zelfs in Hongarije opgevoerd.’ In het toneelstuk wordt gepoogd de drijfveren van beide meiden, dus ook die van de radicaliserende Nadia, invoelbaar te maken. ‘Ik had niet gedacht dat dit zou kunnen in een land dat bijna een dictatuur is. Maar een man uit ons netwerk wilde het graag hebben. Hij zei: “We worden zo bang gemaakt voor moslims, dit wil ik laten zien.”’
spelende mens
Er komen geregeld buitenlandse delegaties naar DutchCulture om van Nederland te leren, volgens Cees de Graaff. ‘Deze week hadden we een delegatie uit een Chinese provincie op bezoek. En een dag eerder een groep uit Marokko. De vraag is groot.’
Het is internationaal gezien niet vanzelfsprekend dat culturele instellingen moeite doen om jonge mensen te bereiken. In Nederland gebeurt dat wel in grote mate, volgens Barbara Wolfensberger, directeur-generaal Cultuur en Media bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
In het Rijksmuseum zijn er tal van programma’s voor jeugdige bezoekers. Annemies Broekgaarden is er verantwoordelijk voor de connectie met het publiek. ‘Van 0 tot 100 jaar. Maar ik denk dat als je kinderen kunt raken, je iedereen kunt raken.’
Broekgaarden heeft veel contacten met Chinese musea. ‘Dat zijn vaak grote prestigeobjecten, waar grotendeels alleen maar gezonden wordt. Er is geen interactie. Terwijl men in China de educatie van kinderen wel heel belangrijk vindt.’
Volgens Hans Luyckx, directeur van IJsfontein, dat digitale spellen ontwikkelt om spelend te leren, is vooral speelsheid een factor in het succes van onze kindercultuur. Die zit in ons DNA, meent Luyckx, refererend aan Johan Huizinga (Homo Ludens, spelende mens) en Erasmus. ‘Erasmus schreef veel boeken over opvoeding. Hij vond dat je kinderen niet moet drillen, maar moet motiveren. Dan leren ze veel beter.’ Uiteindelijk zijn het niet de gymnasiasten die de wereld vooruit kunnen helpen, maar degenen die van kinds af aan gestimuleerd zijn om te spelen, buiten de kaders te denken, meent Luyckx. ‘Deze gelukkige kinderen hebben de creativiteit om de grote maatschappelijke issues op te lossen.’ <