Hoogleraar kinderinfectieziekten pleit voor 'vaccinatie-plus'-programme

Rotterdam
Het is een blinde vlek voor kinderartsen zoals zijzelf, zegt hoogleraar kinderinfectieziekten Annemarie van Rossum van het Erasmus Medisch Centrum: vaccinaties die net buiten het Rijksvaccinatieprogramma vallen, maar wel veilig en effectief zijn. Kinderen zijn daardoor niet beschermd tegen potentieel dodelijke ziekten, terwijl er vaccins voor bestaan.
Ze ontdekte de blinde vlek toen in het najaar van 2017 een overleden jongen naar het Sophia Kinderziekenhuis gebracht werd. Het was onduidelijk waaraan de veertienjarige jongen onverwachts gestorven was. Meningokokken W, bleek later. Een dodelijke infectie waartegen destijds niet gevaccineerd werd. Het vaccin bestond al wel. ‘Mijn zoon ving het verhaal op en vroeg: kan ik dat vaccin krijgen? Ik wil niet sterven aan een bacterie, als het niet hoeft.’
Het zette haar aan het denken. ‘Ík weet dat er een veilig en effectief vaccin bestaat omdat ik kinderarts ben. Andere ouders weten dat niet.’ Het vaccin tegen meningokokken W is inmiddels opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma, maar voor andere vaccins geldt dat niet, of slechts gedeeltelijk.
In haar oratie pleit Van Rossum voor een ‘vaccinatie-plus’-programma. Ouders kunnen zelf kiezen of ze hun kind extra willen laten vaccineren voor ziekten die nu buiten het Rijksvaccinatieprogramma vallen.
Wat zijn de belangrijke vaccins waarvan we het bestaan niet weten?
‘De vier belangrijkste vaccins voor kinderen zijn vaccins tegen het rotavirus en waterpokken, kinkhoest voor de zwangere vrouwen en meningokokken B. Waterpokken verloopt meestal mild, maar toch worden elk jaar rond de 250 kinderen opgenomen in het ziekenhuis vanwege complicaties als longontsteking, huidinfecties en – in zeldzame gevallen – hersenontsteking. Ieder jaar belanden in Nederland tussen de 3500 en 5500 kinderen in het ziekenhuis met ernstige uitdroging door buikgriep als gevolg van het rotavirus, en ieder jaar overlijden er zes tot zeven kinderen aan. Welke ouders weten dat er al jaren een veilig en effectief vaccin bestaat? En welke ouders weten dat hun kinderen niet tegen alle typen meningokokken beschermd zijn, ondanks de lopende vaccinatiecampagnes tegen meningokokken?’
Waarom weten we dat niet?
‘Omdat de vaccins in een niemandsland vallen. Als vaccins afvallen voor het Rijksvaccinatieprogramma, is er niemand verantwoordelijk voor. De jeugdgezondheidszorg voert de vaccinaties binnen het Rijksvaccinatieprogramma uit, maar zij gaat niet over de vaccins die daarbuiten vallen. De andere betrokkenen, huisartsen en kinderartsen, komen pas in beeld als een kind al ziek is. Ouders moeten dus zelf naar de huisarts stappen, als ze weten dat het vaccin bestaat.’
Zijn deze vaccins gewoon te krijgen?
‘Je kunt ze krijgen, maar het is ingewikkeld. Kijk bijvoorbeeld naar meningokokken type W. Bij kinderen van veertien maanden en tussen de veertien en achttien jaar valt het in het Rijksvaccinatieprogramma. Maar kinderen van tien, die buiten het programma vallen, kunnen de ziekte óók krijgen. Als zij een vaccin willen, moeten ze het bij de huisarts halen, op eigen kosten. Voor meningokokken W is dat zestig euro, voor type B betaal je een paar honderd euro. Dan krijg je een tweedeling tussen ouders die het geld hebben om hun kinderen te beschermen, en ouders die dat niet hebben.’
Als ze zo belangrijk zijn, waarom zitten de vaccins dan niet in het Rijksvaccinatieprogramma?
‘De Gezondheidsraad, die de minister adviseert om een vaccin wel of niet op te nemen, kijkt voornamelijk naar het belang voor de volksgezondheid. Dat staat dus los van de gezondheidswinst voor het individu. Zo werd waterpokken niet benoemd als volksgezondheidsprobleem. Over het rotavirus konden ze het niet eens worden: daarbij werd besloten alleen risicogroepen te vaccineren.
Daarnaast duurt het soms jaren voordat de beslissing valt een vaccin wel of niet op te nemen. We weten al jaren dat het kinkhoestvaccin voor zwangeren hun kind veilig en effectief beschermt. Maar totdat het vaccin eind 2019 via het Rijksvaccinatieprogramma te verkrijgen is, weten veel zwangeren niet dat ze hun pasgeborene kunnen beschermen.’
Wat wilt u veranderen?
‘Ik pleit voor een vaccinatieprogramma plus, waarbij de jeugdgezondheidszorg ouders voorlicht over zowel de vaccins die binnen het Rijksvaccinatieprogramma vallen, als over de extra vaccinaties die bestaan. Over wat het vaccin doet, waartegen het beschermt, en wat de risico’s zijn. Oftewel: informatie. Zodat ouders zelf een keuze kunnen maken om hun kind extra in te enten.
Dat kost geld, voor de voorlichting en voor de vaccins zelf. Het lijkt me logisch dat de zorgverzekeraars deze kosten betalen. Sinds kort beginnen zorgverzekeraars ook behandelingen te vergoeden die voorkomen dat iemand ziek wordt, in plaats van alleen de schade achteraf. Denk bijvoorbeeld aan stoppen met roken en afvallen voor mensen met matig overgewicht. Het lijkt me logisch dat we deze lijn doortrekken naar vaccins die potentieel ernstige ziekten voorkomen.’
De vaccinatiegraad daalt de laatste jaren licht, blijkt uit recente cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, en het aantal vaccinweigeraars groeit. Gaat dit pleidooi voor meer vaccins wel werken?
‘De overgrote meerderheid van de ouders laat hun kind wel vaccineren: op eenjarige leeftijd is bijna 94 procent van de kinderen gevaccineerd. Ouders hebben het recht te weten waartegen ze hun kinderen nog meer kunnen beschermen. Dit zijn niet zomaar vaccins, het gaat alleen om potentieel ernstige ziekten. Ik heb nu geen antwoord aan ouders die me vragen waarom hun kind overleden is aan iets dat met een prik te voorkomen was.
De vaccinatiegraad moeten we uiteraard op peil krijgen, maar laten we ons nu ook richten op deze blinde vlek. Op de kinderen die morgen met ernstige complicaties opgenomen kunnen worden in het ziekenhuis van wie de ouders denken: hadden we dit maar geweten, dan hadden we zelf een afweging kunnen maken om wel of niet te vaccineren. Ouders hebben recht op die kennis.’ <