Vele jaren bouwen aan ‘tuin van bezinning’
Den Dungen
‘Iedereen is hier welkom, levend of dood.’ Frens van den Biggelaar (73) oprichter van Arboretum Landgoed D’n Hooidonk in Den Dungen, een dorp onder de rook van Den Bosch, zegt het met welgemeende hartelijkheid. De bomentuin die hij veertig jaar geleden in zijn achtertuin begon, is uitgegroeid tot een park van acht hectare met zestienhonderd soorten bomen, bij elkaar achttienhonderd stuks. Het landgoed is open voor publiek wie er de as van een geliefde wil verstrooien, is welkom.
Van den Biggelaar, die als jonge jongen uit een gezin van negen kinderen de school verliet en aan het werk ging, was zeventien jaar verpleegkundige voordat hij voor het groen koos. ’De directeur van de inrichting wist dat ik als bijverdienste tuinen onderhield en adviseerde me dat te doen. Hij voorzag dat de zorg zou verzanden in organisaties met groepsleiders en managers en te weinig handen aan het bed.’
stukken grond
Toen hij die overstap in 1985 eenmaal had gemaakt, bouwde Van den Biggelaar een hoveniersbedrijf op met ruim dertig man personeel. Het ging hem goed en geleidelijk kocht hij rondom zijn huis stukken grond en plantte daar zijn bomen, in het begin vooral exemplaren die ergens ‘over’ waren. Achttien aankopen deed hij voordat zijn landgoed – die status kreeg het tien jaar geleden – de huidige omvang bereikte. ‘De mensen moeten het je natuurlijk ook gunnen’, beseft hij. ‘Anders krijg je nooit zo’n groot terrein aan één stuk.’
Vanuit het eenvoudige bezoekerscentrum, dat voorzien is van een koffiemachine en een toilet waar ook invaliden terechtkunnen, wijst hij naar het oude en nieuwste deel van zijn in een stichting ondergebrachte landgoed. ‘Met dagjesmensen ga ik altijd naar rechts, daar staan de grotere oude bomen. Met de kenners ga ik naar links, naar de jonge aanplant van nieuwe variëteiten. Die willen weten hoe zo’n plant zich houdt.’
Dat gaat niet automatisch allemaal goed. Hij toont de stam van een kleine eik. ‘Kijk dit huwelijk is niet gelukt, de onderstam en de ent zijn niet mooi samengegroeid.’ Op den duur moet deze boom het veld ruimen, weet hij.
eigen perkje
Zijn elektrisch karretje met laadbak manoeuvreert hij behendig tussen de bomen door. De meeste staan in een eigen perkje, een cirkel van zwarte grond in het gras. Op een bordje de Latijnse naam en het jaar dat de boom werd geplant. De onderlinge afstand varieert: grote soorten krijgen meer ruimte dan kleinere exemplaren, al is in het oudste deel te zien dat hij toen over minder ruimte beschikte. ‘Ach, er gaat er vanzelf eens eentje dood’, zegt hij pragmatisch, ‘dan krijgen de andere weer lucht.’
Het gaat om de bomen, niet om de inrichting van de tuin. Een beplantingsplan maken kon niet, legt hij uit. ‘Ik had de grond niet, ik kocht het stukje voor stukje.’ Wel is er een laan met veertig beuken die de zichtlijnen tussen twee huizen open houdt. De ‘Avenue des Parents’, een laan met in de zomer een hart van Afrikaantjes en in de winter sneeuwklokjes, opgedragen aan zijn ouders en die van zijn vrouw Mia.
klein gebaar
Van den Biggelaar mag een behendig zakenman in ruste zijn, hij hecht aan het kleine gebaar, het kleine goede ofwel la petite bonté. Bij zo’n zestig bomen staat een korte tekst, opgedragen aan dierbaren of mensen die anderen van dienst waren. ‘Hier is de as van mijn broer Jo verstrooid’, knikt hij naar een bordje met diens naam. ‘Die plaats heeft hij zelf nog uitgezocht.’ Bij een treurbeuk met twee toppen die hem aan de vleugels van een engel doen denken, staat een bordje ter nagedachtenis aan de slachtoffers van rampvlucht MH17 met daarnaast de namen van de slachtoffers. ‘Bezoekers leggen hier wel bloemen neer.’
De vier kleinkinderen van zijn twee dochters hebben allen een eigen boom, net als een oud-collega, die in de bloei van zijn leven stierf, en een nichtje dat vaak over de vloer komt. De tandarts uit het dorp, die mensen hielp ook al konden ze dat niet betalen, wordt eveneens geëerd, net als oud-directeur Hendriks, die Van den Biggelaar adviseerde het verplegersuniform te ruilen voor de overall.
‘We snoeien alleen zodat ik er met dit karretje onderdoor kan. Voor de rest moet de natuur het werk doen.’ Blijkt de zanderige bodem niet geschikt voor een boom, dan is dat jammer en wordt die vervangen. De droogte van afgelopen zomers heeft D’n Hooidonk geen kruim gekost: er is niet één boom gesneuveld. Sommige, zoals de sequoia’s die hij pas een jaar geleden aanplantte, hebben het zelfs uitstekend gedaan. ‘Zie je hoe hard die gegroeid is? Het bovenste deel is veel groener, dat is erbij gekomen. Je moet eens zien hoe die er over tien jaar bijstaat!’
verzamelaar
De gedachte dat oude bomen groot zijn en jonge klein, blijkt een misverstand. ‘Deze eik is net zo oud als die grote treurwilg verderop’, wijst hij op een boompje met een polsdik stammetje. ‘De wilg is gewoon veel harder gegroeid.’
Ook bomen van dezelfde soort groeien lang niet op dezelfde manier uit. ‘Vergelijk die zomereik eens met deze’, wijst hij op ogenschijnlijk totaal verschillende bomen: de één lang en breed, de ander veel compacter. Op het complex staan wel zestig soorten eiken en vijftig soorten sequoia’s, die tot de grootste bomen ter wereld behoren, maar er is er ook één die over de bodem kruipt en niet hoger is dan een halve meter. ‘Ik heb hem een beetje beschut neergezet, want ik weet niet of hij winterhard is.’
Er is meer dat je volkomen op het verkeerde been zet: zoals de eik met wilgvormig blad. ‘De eikeltjes zijn wel een stuk kleiner dan normaal.’ Kwekers azen op bijzondere varianten, mutaties, die ze proberen te vermenigvuldigen. Zo zijn er bomen met bonte bladeren, groenblijvende eiken, allerlei bomen met hangende takken en zelfs wilgen met krullend blad. Ook mispel, kweepeer en vijg zijn er te vinden, net als de zakdoekboom en de magnolia die het hele jaar door bloeit.
Van den Biggelaar is een verzamelaar. ‘Ruilen gaat een beetje moeilijk, het duurt jaren voor je een grote boom hebt voorbereid zodat die verhuizing overleeft.’ De vraag of een boom inlands is of uit buitenland komt, boeit hem niet. ‘Iepen, essen, kastanjes en eiken hebben net zo goed problemen.’ Ook de herkomst vindt hij ondergeschikt. ‘Uit China, denk ik’, grapt hij terwijl hij je amicaal aanstoot. Het gaat erom of een boom het in zijn park overleeft. De kurkeik staat een beetje verscholen in het vogelbosje, dat laat in de winter de vorst net wat minder toe. En ook de eucalyptus die wel 160 meter kan bereiken, is bepaald geen alledaagse verschijning. Maar een olijf, pronkstuk op menig terras, ontbreekt, evenals een palmboom.
www.denhooidonk.nl