Dit verhaal is eerder gepubliceerd in maart 2019.
Het is niet moeilijk om te zien wanneer Sinan Can (41) over een onderwerp praat dat zijn hart raakt. Zijn ogen lichten op. Een glimlach krult niet alleen om zijn lippen, maar klinkt ook door in zijn stem.
Can is druk aan het werk. Momenteel legt hij de laatste hand aan zijn documentaire Sinan zoekt de klas van Elias, die op 25 maart uitkomt. Daarin probeert de journalist de klasgenoten te vinden van een Syrische tiener uit Aleppo, die een paar jaar na het uitbreken van de burgeroorlog naar Nederland is gevlucht. Elias woont nu in Enschede.
Uitgangspunt van de documentaire is een klassenfoto die zeven jaar geleden werd gemaakt op de dag dat de eerste bom in Aleppo ontplofte. Het was de laatste dag dat de kinderen elkaar hebben gezien.
‘In die foto komt alles bij elkaar’, vertelt Can. ‘Hoe door een oorlog een land, maar ook een klas uit elkaar kan vallen. Hoe dierbaren elkaar kwijt kunnen raken. En hoe in Aleppo verleden, heden en toekomst vernield zijn. Alles is stuk. Gebouwen kun je herstellen, maar menselijk leed kun je niet ongedaan maken.’
Van een deel van de kinderen op de foto ontbreekt elk spoor. Gevlucht wellicht, of omgekomen in de oorlog. Twintig kinderen wist Can te lokaliseren. Zo vond hij Elias’ beste vriend in Australië.
Maar de klap op de vuurpijl was de ontdekking dat een van de meisjes uit de klas in Nederland blijkt te wonen, op 65 kilometer afstand van Elias. Zo mooi had Can het zelf nooit kunnen bedenken. ‘Binnenkort gaan we hen weer samenbrengen’, zegt hij breed glimlachend. ‘Ze bleken zonder het te weten al twee jaar heel dicht bij elkaar te wonen. Dat hun paden weer kruisen in een ander land, op 3000 kilometer afstand van huis, vind ik mooi.’
zachtheid
De afgelopen jaren waagde Can zich voor zijn werk bij BNNVARA regelmatig in conflictgebied. Daar zag hij wat mensen elkaar kunnen aandoen in naam van religie en wraak. Hij ontdekte dat de cyclus van geweld moeilijk te doorbreken is.
‘Ik heb ouders gesproken van wie de kinderen door ISIS of een andere militie zijn gedood. Het is menselijk om dan wraak te willen nemen. Oog om oog, tand om tand. Maar door die gedachte gaat de wereld kapot. Dat is het grote probleem in het Midden-Oosten: er is nul handreiking naar elkaar toe.’
Waar dat mogelijk is, gaat Can op zoek naar verhalen van hoop en verzoening. Want alleen als mensen zich verzoenen, kunnen conflicten echt ten einde komen, gelooft hij. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. ‘Waar ik na afloop van een reis terugkeer naar mijn comfortabele leven, zitten die mensen dagelijks in de ellende. Dan is het groots als je je zachtheid weet te behouden.’
Voor vluchtelingen in Nederland die het voor elkaar krijgen niet verbitterd te raken, heeft hij veel respect. Hij herkent zichzelf niet in mensen die zeggen dat ze zich ingesloten voelen door vluchtelingen uit Syrië. ‘In een land waar er al 74 jaar geen oorlog is, is het moeilijk je te verplaatsen in mensen die door een oorlog zijn verscheurd en een helse tocht hebben gemaakt om hier te komen. Het vluchtelingendebat wordt vaak negatief gevoerd, terwijl veel vluchtelingen er echt wat van proberen te maken in Nederland.’
Met zijn documentaires hoopt hij kennis over te brengen, die ertoe bijdraagt dat mensen elkaar beter begrijpen. Het leverde hem vorige week nog de Van Praagprijs op. De tweejaarlijkse award wordt door het Humanistisch Verbond uitgereikt aan iemand die de samenleving op ‘onorthodoxe en vernieuwende wijze’ medemenselijker maakt.
morele keuzes
Dat thema’s als onrecht en rechtvaardigheid als een rode draad door zijn werk zijn verweven, komt vooral door zijn opvoeding, denkt Can. ‘Van huis uit heb ik een goed moreel kompas meegekregen. Mijn ouders leerden me dat rechtvaardigheid iets is waar we steeds naar moeten streven.’
Can werd geboren in Nijmegen, in een gezin met een Turkse vader en een Koerdische moeder. Dat huwelijk ontstond niet zomaar: beide opa’s stonden er niet achter. ‘Hun relatie zorgde voor spanningen binnen de familie. Toch besloten ze voor elkaar en de liefde te kiezen.’
Nadat zijn opa van vaderskant begin jaren zestig vanuit Turkije naar Nederland was geëmigreerd, bleef de familie in Nijmegen wonen. ‘Omdat ik uit een migrantengezin kom, gaan mensen ervan uit dat mijn leven met een achterstand is begonnen. Maar ik kom uit een hecht gezin, met liefdevolle ouders die nog steeds verliefd zijn op elkaar. Zo’n jeugd als die ik heb gehad, wens ik ieder kind toe.’
Vijf jaar na zijn geboorte, kreeg hij een broertje. Van hun ‘linksactivistische’ ouders kregen de zoons al vroeg het belang van morele keuzes mee. Zo tankte het gezin niet bij Shell (‘dan steunde je de apartheid in Zuid-Afrika’) en stond Can als vierjarige jongen op het Malieveld bij een betoging tegen kernwapens.
Maar het verschil maken zit hem niet per se in grootse gebaren, leerden Cans ouders hem. ‘Je komt al ver als je simpelweg een hand op iemands schouder legt. Mijn ouders zijn idealistisch: ze geloven sterk dat de omstandigheden iemand slecht maken en dat ieder mens in de kern goed is.’
kortsluiting
Zelf gelooft de journalist daar niet altijd in. Daarvoor heeft hij inmiddels te veel gezien.
Eind 2017 kwam Can uitgeput thuis na opnames voor de documentaire In het spoor van IS, waarvoor hij in Irak en Syrië op zoek ging naar de drijfveren van de terreurbeweging ISIS. ‘Toen we tijdens die reis Mosul in Irak binnenreden, was de stad net bevrijd. Alles lag er nog: de massagraven, de kooien waarin ze vrouwen hadden vervoerd. Ik vond dat heel heftig. Ik dacht dat slechtheid een bovengrens had. Maar er zijn mensen die gewetenloos zijn en ervan genieten om anderen pijn te doen. Slechtheid was normaal geworden in het kalifaat.’
Vooral de verhalen van slachtoffers lieten hem niet los. ‘In vluchtelingenkampen waar ISIS zich had teruggetrokken, spraken we kinderen die last van buikpijn hadden. Dat komt door slecht voedsel, dacht ik. Maar het lag anders: terwijl de strijders zich terugtrokken, hadden ze de kinderen verkracht, als wraak voor hun verlies.’
’s Avonds in bed probeerde hij in al dat leed iets van logica te vinden. ‘Ik kreeg het niet voor elkaar. Het leverde kortsluiting op in mijn hoofd. Hoe kom je tot zo’n daad, zonder dat het je ook maar een millimeter in je ziel raakt?’
Voor de slachtoffers die hij heeft gesproken, wil hij gerechtigheid. De discussie over het terughalen van Nederlandse strijders vindt hij lastig. ‘Ook al is ISIS zo goed als verslagen, de ideologie is niet zomaar uit de hoofden van mensen verdwenen. Als je hen terughaalt, haal je tikkende tijdbommen binnen. We kunnen echter niet van de Koerden verlangen dat zij, die het hardst tegen ISIS hebben gevochten, de strijders ook nog moeten berechten en vastzetten. Misschien is een Europees tribunaal wel de beste oplossing.’
Kinderen moeten wel naar Nederland terug, benadrukt hij. ‘Zij hebben er niet voor gekozen en kunnen nog tot fatsoenlijke, gewetensvolle mensen opgroeien. En ja, dan moet je ze van hun ouders scheiden. Waarom niet? ISIS zorgt ook niet voor al die kinderen die wees geworden zijn. En bij twee junks halen we de kinderen toch ook uit huis?’
Wat de ouders betreft, staat voor Can één ding vast: zij moeten zo hard mogelijk gestraft worden. ‘Ja, dat is ook oog om oog, tand om tand. Dat past misschien niet zo binnen mijn soefistische geloof. Maar deze mensen hebben zo’n zwarte pagina in de geschiedenis van de mensheid geschreven, dat het onrechtvaardig zou zijn ze niet hard te straffen. Ik ben tegen de doodstraf, maar we moeten ze lang vastzetten. Als ze na twee jaar weer fluitend buiten wandelen, spuug je al de slachtoffers in hun gezicht.’
tatoeages
Troost en houvast haalt Can uit het soefisme, een mystieke stroming binnen de islam. ‘Maar voor mij is het soefisme groter dan de islam: ieder mens die volgens een moreel kompas leeft, is eigenlijk een soefi. Ik voel geen bekeringsdrang en ik geloof niet in verplichtingen als bidden en de ramadan. Voor mij draait het soefisme om hoe je leeft als mens, om liefde en tolerantie.’
Om het leed dat hij tegenkomt, te kunnen verwerken, neemt Can op zijn reizen altijd een boek van de Perzische soefidichter Rumi mee. Voor hem belangrijke teksten draagt hij bovendien dicht bij zijn hart. Letterlijk. ‘Deze Turkse tekst’, zegt hij, terwijl hij een tatoeage op zijn rechteronderarm laat zien, ‘betekent dat alleen het lichaam vergankelijk is, niet de ziel.’
Een tatoeage op zijn andere arm symboliseert een angstvrij leven. ‘Pas als je vrij bent van de ketenen van angst, ben je mentaal onbreekbaar. Dat vind ik een mooie gedachte. Ik heb veel minder angsten dan vroeger. Eigenlijk ben ik alleen nog bang om mijn dierbaren te verliezen.’
Zelf is hij niet bang voor de dood. ‘Ik ben het wel geweest. In 2012 was ik in Kirkuk in Irak toen er een bom ontplofte. Ik was voor het eerst in een conflictgebied en besefte: zo dichtbij kan de dood zijn. En zo nietig zijn we. Datzelfde had ik bij een aardbeving in Istanbul in 1999. Veel mensen kwamen onder het puin terecht. Die ervaringen hebben me sterker gemaakt. Wanneer ik nu naar die gebieden ga, denk ik niet na over wat er kan gebeuren. ‘Als’ bestaat niet in het leven. Ook dat is een soefistische gedachte: de dag die geweest is en de dag die gaat komen, interesseren me niet. Alleen de dag van vandaag is belangrijk.’
Wanneer de dood komt, zou Can hem ‘met een glimlach’ willen omarmen. Hij gelooft in een leven na de dood. ‘Alles wat mooi is, is wederkerig. Of dat betekent dat er een hemel is, weet ik niet. Maar ik geloof dat alles in een bepaalde vorm, op een bepaalde tijd en plek, terugkomt. Ik zou het ontzettend verdrietig vinden als ik zou weten dat mijn pad zich na de dood niet meer kruist met dat van iemand van wie ik zielsveel houd. Daar zou ik niet mee kunnen leven. Dus misschien wíl ik er vooral in geloven.’
bedreigingen
Over zijn privésituatie wil Can niets kwijt. Kán hij niets kwijt, vanwege een stroom aan bedreigingen en haatmail. Dat heeft onder meer te maken met de documentaire Bloedbroeders uit 2015, waarin hij samen met de Armeense Ara Halici op zoek gaat naar de waarheid achter de massamoord die honderd jaar eerder in het Ottomaanse Rijk plaatsvond. In de documentaire concludeert Can dat de Turkse staat doelbewust meer dan een miljoen Armeniërs heeft vermoord. Het leverde grote ophef in de Turkse gemeenschap in Nederland op. De reeks beledigingen en scheldkanonnades onder elke willekeurige video van Can op YouTube getuigen daarvan.
Een tijd lang was de politie in opperste staat van paraatheid en vermeed Can plekken waar veel Nederlandse Turken kwamen. ‘Mensen vertelden me: “Ik ga je lek steken.” Criminelen belden me vanuit de gevangenis dat ze me wisten te vinden wanneer ze vrij zouden komen.’ Aangifte heeft hij nooit gedaan. ‘Ik gun het ze niet dat ik er tijd aan besteed. In plaats daarvan lach ik het weg. Het doet me helemaal niks meer.’
Dat hij negatieve reacties op Bloedbroeders kon krijgen, wist hij van tevoren. ‘Dat de opmerkingen zo onder de gordel zouden zijn, had ik echter niet verwacht. Ik dacht dat er binnen mijn eigen gemeenschap wel een discussie mogelijk was. Toch heb ik er geen dag spijt van gehad. Ik ben ervan overtuigd dat er een genocide heeft plaatsgevonden en dat wij de Armeniërs onrecht aandoen door dit al honderd jaar te ontkennen.’
verzoening
Een ontroerend moment in de documentaire is de ontmoeting tussen Can en de 105-jarige Papi Movses, een van de allerlaatste overlevenden van de genocide. Can biedt hem persoonlijk zijn excuses aan voor het leed dat zijn voorouders hebben veroorzaakt. Na aarzeling van de kant van de Armeniër – ‘als je had gezegd dat hij een Turk was, had ik hem niet ontvangen’ – sluiten beide mannen elkaar toch in de armen en neemt de oude man de verontschuldigingen aan.
‘Bloedbroeders heeft veel nominaties gekregen en een aantal journalistieke prijzen gewonnen. Maar de ontmoeting met die man is de mooiste prijs die ik kon krijgen. Niet alleen als journalist, maar ook gewoon als mens’, benadrukt Can. ‘Dat wij elkaar hebben omhelst – een vierde generatie Turk en een genocideoverlevende – heeft me laten zien dat verzoening mogelijk is wanneer je niet langer in de haat blijft zitten. Deze man was vooraf boos en verdrietig, maar na afloop zei hij tegen zijn zoon: “Ik ga niet met wrok en haat dood.”’ <
uitgeroepen tot vredesjournalist
Can werd op 31 oktober 1977 geboren in Nijmegen in een Turks-Koerdisch gezin. Hij studeerde journalistiek aan de Fontys Hogeschool in Tilburg. Tijdens zijn studie liep hij stage bij CNN in Istanbul. Hij begon zijn loopbaan bij Zembla. De afgelopen jaren maakte hij voor BNNVARA onder meer de documentaires Bloedbroeders, Onze Missie in Afghanistan, De Arabische Storm en Voorbij de Grenzen van Saoedi-Arabië. Hij won voor zijn werk diverse prijzen. Drie jaar geleden werd hij door het Humanistisch Vredesberaad uitgeroepen tot ‘Journalist voor de Vrede’. In 2019 deed Can mee aan het programma Wie is de Mol.