In gesprek met Herman Selderhuis
gezondheid
‘Ik ben heel gezond voor zover ik weet. Dat blijf ik door niet te veel te slapen – vier uur per nacht is voldoende –, rustig door te werken en opletten met eten en drinken; door mijn werk heb ik namelijk nogal veel recepties en diners. Ik beoefen geen actieve sport, maar ga traplopen, fietsen, zwemmen of lopen waar dat mogelijk is. Ik ontspan me graag door het gras te maaien. Ook hebben we nog drie kinderen thuis wonen. Met hen kun je veel lachen. Elke zondagavond kijken we samen naar de Duitse krimi Tatort.’
geloof
‘Geloven betekent voor mij vertrouwen op de genade van God en zijn leiding over mijn leven; het betekent voor mij toewijding aan de kerk van Christus, liefde voor de Here Jezus en een poging er zo veel mogelijk naar te leven. Het riskante aan mijn werk is dat ik moet oppassen niet een beroepsmatige gelovige te worden. Ik probeer de verwondering niet te verliezen dat God er is, dat er een kerk is en dat ik daarvan lid mag zijn. Ik twijfel weleens. Ik ben zo veel met het geloof bezig, maar heb ik er wel voldoende deel aan? Blijft mijn hart niet buiten beeld? Als ik preek over mensen aan wie het heil voorbijgaat, dan denk ik: dat kan mij ook gebeuren. Die twijfel gaat voorbij, maar komt ook altijd weer terug. Ik zie mezelf als een tuimelaar die alle kanten op gaat, maar niet omvalt. De vaste basis zit onderin; dat wat ik in de beloften van God vind.’
geld
‘Ik geef mijn geld graag uit aan anderen. Bijvoorbeeld aan cadeautjes of vakanties voor het gezin. Ik zou niet graag iets voor mijzelf kopen; ik heb geen hobby’s en ik vind het mooi om anderen te laten genieten. Omdat ik zelf boeken moet schrijven en boeken van anderen recenseer, koop ik geen boeken meer. Er staan er hier trouwens al meer dan genoeg. Heel af en toe koop ik een roman. De laatste roman die ik kocht was Publieke werken van Thomas Rosenboom.’
geluk
‘Ik ervaar geluk als ik ganzen hoor overvliegen boven ons huis. Gelukkig word ik van blije mensen; hier in huis zijn er een paar, maar ook als ik vrolijke kinderen op straat zie spelen voel ik me gelukkig. Blijdschap ervaar ik bij het preken op zondag. Ik word ongelukkig van hoe het op dit moment met de kerk gaat, en dan bedoel ik de kerk in het algemeen. Kerken die sluiten, mensen die de kerk verlaten. Het lijkt zo moeizaam te gaan. Heb ik daar schuld aan? Wat kan ik er zelf aan veranderen? Besteed ik mijn tijd wel goed, ga ik wel goed met mijn gaven en mogelijkheden om? Toch zie ik het niet somber in. In de kerkgeschiedenis is altijd wel een periode aan te wijzen waarin het nog veel beroerder ging dan nu. Ik weet Wie de kerk in handen houdt en ik weet hoe het afloopt.’
‘P.S.: Wat niet veel mensen van mij weten, is dat ik niet aan een ronde tafel kan werken. Ook kan ik niet in zee zwemmen, of ‘een eind fietsen’. Het moet afgebakend zijn. Ik moet weten wat de kaders zijn.’