Luister naar

Heimwee naar de rauwe Bijlmer: Murat Isiks ode aan een wijk

Nieuws
Dit is het jaar van Murat Isik. Op 1 mei 2017 nam hij ontslag als jurist om zich voltijds aan zijn schrijverschap te wijden. En dit jaar verruilden hij en zijn vriendin een flat in Amsterdam voor een hoekhuis in Hoofddorp. Wees onzichtbaar, heet zijn tweede roman. Onzichtbaar is hij minder dan ooit.
Hilbrand Rozema Hilbrand Rozema
zaterdag 9 september 2017 om 03:00
Heimwee naar de rauwe Bijlmer: Murat Isiks ode aan een wijk
Heimwee naar de rauwe Bijlmer: Murat Isiks ode aan een wijk pr / Liselore Chevalier

Murat Isik wordt geboren in de Turkse havenstad Izmir. Hij groeit op in de rauwe Bijlmer, in een Turks gezin met een communistische, atheïstische vader. Bij aankomst is hij een kleuter van vijf, met zijn ouders en zusje strijkt hij vanuit Hamburg, waar ze bij familie in huis woonden, neer in Nederland: een emigratie in etappes. ‘De Bijlmer voelt voor mij als mijn geboortegrond’, zegt hij. Murat volgt aanvankelijk de wens van zijn vader, volgt het vwo en gaat rechten studeren. Maar zijn hart ligt ergens anders, en dat wordt steeds duidelijker: bij vertellen, schrijven. De voorgeschiedenis van zijn familie in Turkije en zijn kindertijd hier, blijken onuitputtelijke bronnen van verhalen.

In 2012 verschijnt Verloren grond, een warme maar ook rauwe familiehistorie. De ontvangst is uiterst positief, het boek wordt vertaald in het Duits, Zweeds en Turks en krijgt de Bronzen Uil Publieksprijs. Zijn nieuwe roman gaat indirect ook over hemzelf. ‘Ik ken de pijn en de overlevingsstrijd van mijn hoofdpersoon Metin. En zijn tirannieke vader lijkt op mijn vader’, vertelt hij thuis in Hoofddorp, in een straat met witte huizen en veel bomen, waaruit het gekrijs van wilde halsbandparkieten klinkt. Hij zet direct koffie: ‘Voor het eerst met recyclebare aluminium capsules van Douwe Egberts, jij bent de eerste die deze koffie krijgt.’ Aan verhaalstof nooit gebrek. Grote thema’s strijden om voorrang, in het boek en in het gesprek: de opkomst en ondergang van de Bijlmer, het ontsporen van de vader, opgroeien in een onveilige wereld, de emancipatiestrijd van de moeder, vriendschap, schaamte, seksualiteit, en gepest worden op school.

Wat betekent de Bijlmer voor u?

‘Het is mijn thuis, en een prachtig decor voor een roman: al die culturen, al die zonderlinge, kleurrijke personages in één flat. Ik kén het zo goed, de mooie maar ook rauwe kanten, heb gezien hoe het verloederde en langzaam ten onder ging. Er was in Nederland nog geen Bijlmerroman, de wijk verdient dat gewoon. Het begon zo idealistisch, maar niet veel later dacht iedereen bij de Bijlmer alleen aan leegstand, junks, criminaliteit, verloedering en de Bijlmerramp. Daar wilde je niet wonen, dat was een getto. Maar het is ook een schatkamer van verhalen. Ik werd nieuwsgierig naar de historie.’

En wat ontdekte u?

‘Ik stuitte onder anderen op de architect, Siegfried Nassuth, de bouwmeester van de Bijlmer. Zelf opgegroeid op Java omringd door jungle, wilde hij Amsterdam een groene oase geven, een parkstad, vol rust en zingende nachtegalen. Amsterdam had enorme woningnood in de jaren zestig, er waren veel krotwoningen. Dus kwam de Bijlmer er. In het begin waren er wachtlijsten, de huren waren hoog, kunstenaars, advocaten en artsen woonden er, want de appartementen waren heel luxe. Maar al snel kwam er ontevredenheid, want bij de bouw was enorm bezuinigd op de leefbaarheid: buurtcentra, ontmoetingsruimtes en cafés werden geschrapt. Er was nog geen metrolijn. De idealisten vertrokken weer. Op straatniveau zag je veel blinde muren, waarachter kelderboxen lagen. Later werden die gekraakt door heroïnejunks. Als kind durfde ik er nooit te komen. Bezuinigen op leefbaarheid, dat was de grote denkfout. Na 1975 kwamen er veel Surinamers wonen en veranderde het karakter van de wijk. Ik wist als kind al: ik woon in een gevaarlijke wijk. In de krant stond dat taxichauffeurs en postbodes er niet heen wilden. ’s Avonds kwam je nooit buiten. Wat ik schrijf over potloodventers en junks, is ontleend aan de realiteit. Zulke situaties heb ik echt meegemaakt.’

Het leven van kinderen in de Bijlmer speelde zich, toen u kind was, vaak af buiten het zicht van de ouders. De hormonen spoten bij de rondzwervende pubers de oren uit. Moedigde die omgeving dat aan?

‘Ik denk het wel, de Bijlmer was seksueel geladen, ook voor tieners. Het was altijd van: zij is makkelijk, of die is wel in voor avontuurtjes. Het woord breezersletje bestond nog niet, maar er gebeurde van alles, in liften, kelders en trappenhuizen. De cultuur was heel fysiek, tropisch. In het zwembad liepen meisjes topless te pronken, en ze liepen op straat in strakke leggings en dito topjes. Ik denk dat dat in de Bijlmer veel sterker aanwezig was dan pakweg in Friesland of Drenthe.’

Wat voor man was uw vader?

‘Een moeilijke man. Net als de vader in mijn boek, had mijn vader per dag meer aandacht voor zijn eigen kapsel dan in een hele maand voor zijn kinderen. Hij verloor zich in het communisme, was dogmatisch. Marx en Lenin waren z’n helden. Hij weigerde te werken voor het kapitalistische systeem, maar incasseerde wel gewillig een uitkering. Mijn moeder probeerde hij klein te houden. De vader in het boek wijst z’n gezin af, is ’s avonds afwezig omdat hij in de stad gaat drinken en gokken terwijl zijn gezin in de verloederende Bijlmer achterblijft. Als hij dan thuiskomt, is hij onvoorspelbaar en bedreigend. De zoon zoekt desalniettemin toenadering, maar wordt telkens afgewezen. Let wel: het is een roman hè, ik heb dingen uitvergroot, maar er zijn ook overeenkomsten. Ik ben lang boos geweest op mijn vader. Ik moest me als kind vaak uit de voeten maken voor hem. Laat al die ellende dan in elk geval een goed boek opleveren, dacht ik. Laat het niet voor niets geweest zijn. Hij wist dat hij een slechte vader was geweest. Maar als ik erover begon, zei hij altijd: “Maar weet jij wel hoe zwaar het voor míj was!” Ik ben hem uiteindelijk beter gaan begrijpen, snap nu waar hij vandaan komt. Hij had een moeilijke jeugd en was vaak op straat. “Ik kreeg vroeger thuis helemáál geen aandacht”, zei hij vaak, “en jij hebt hier alle kansen gehad.” Hij zei eens dat emigreren ‘een trauma is’. Dat klopt ook: alles achterlaten, geen opleiding, geen werk, geen familie, geen netwerk. Dit boek is dan ook geen afrekening. Er is ook liefde. Ook bij hem, een soort gemankeerde liefde.’

Als kind heeft Isik zich enorm geschaamd. ‘Ik herinner me veel gênante, vernederende situaties. De rol van schaamte in de Turkse cultuur is groot. Het is me thuis vaak ingepeperd: “Scháám je!” Of: “Schande!” Dat zie je in de Nederlandse cultuur niet. Het meest schaamtevol vond ik dat wij op matrassen op de grond sliepen, omdat mijn vader geen geld wilde ‘verspillen aan bedden’. Als er bezoek kwam, riep mijn moeder daarom snel: “Doe de slaapkamerdeuren dicht!” Mijn vader daarentegen kénde juist helemaal geen schaamte. Hij leefde onverschillig, egoïstisch. Terwijl de rest van het gezin bijna verlamd werd door schaamte.’

Net als de hoofdpersoon in zijn nieuwste boek, werd Isik gepest en ‘schoonmaker’ genoemd op de middelbare school. ‘Het was heel pijnlijk. Als de hele klas jou zo noemt, zelfs je echte naam bijna vergeet, is dat een ingrijpende ervaring. Mijn tactiek was me onzichtbaar te maken en incasseren, net als de hoofdpersoon in het boek. Slecht plan! Je móét juist van je afbijten. Net als in het boek vroeg de mentrix mij op een dag: “Kun je fietsen?” Heel vreemd, door de hele school niet voor vol worden aangezien. Waarom zou een jongen van twaalf uit de Bijlmer niet kunnen fietsen? Zulke ervaringen maakten me schuchter en zwijgzaam. Als schrijver treed ik nu vaak op voor publiek: Crossing Border, Lowlands, Leipziger Buchmesse, in boekhandels. Vijftien jaar geleden zou ik dat doodeng hebben gevonden. Zou ik die stem in mijn hoofd hebben gehoord: jij bent die jongen uit de Bijlmer, jij bent niet goed genoeg, wat verbeeld je je wel? Het is een enorme strijd geweest om me te onworstelen aan het onzichtbaar willen zijn. NRC Handelsblad gaf mijn nieuwe boek vier sterren en schreef: “Rauwe en rijke beschrijvingen die je bij geen andere Nederlandse schrijver aantreft.” De krant noemde het ‘een belangrijk boek, een waardevol, literair geluid in het huidige identiteitsdebat’. Voor mij was dat een grote bevestiging.’

Wat was er toch, met uw vader? Miste hij iets, een stofje in zijn hoofd?

‘Hij maakte het zichzelf ontzettend moeilijk, miste eigenschappen om zich aan te passen aan zijn omgeving. Iemand die zichzelf zo sterk presenteert, die overloopt van zelfvertrouwen, overtuigd is van zichzelf – en tegelijk: niet genoeg bereikt. Dat is enorm frustrerend, voor iemand die zo trots is.

Hij had een sociaal onvermogen, duldde geen enkele kritiek. Turkse mannen van zijn generatie zijn overwegend macho en dwingend, en praten in absolute waarheden: “Zo zit het en niet anders.” Kenmerkend voor Nederlanders is juist: zelf nadenken, een autonome houding. Daar moest ik als student aan wennen. Mijn opvoeding had mij ontzag voor autoriteit ingewreven. Ik was daarom vroeger bescheiden, observerend en introvert. De baas is de baas. En de leraar, die offert zijn kostbare tijd op om jou iets te leren.’

Wat vond uw vader van uw eerste boek, Verloren­ grond?

‘Voor dat boek deed ik research door mijn ouders te interviewen. Dat gaf veel gespreksstof en heeft de relatie met mijn vader verbeterd. Mensen vinden het nu eenmaal heerlijk als er iemand naar ze luistert en doorvraagt.

Hij kon echt prachtig vertellen, urenlang. Ik hing aan zijn lippen en dan was hij blij, verguld. Veel van zijn verhalen hebben in bewerkte vorm een plek gekregen. Mijn familie is Zaza, een volk dat oorspronkelijk uit Perzië komt. Mijn voorouders trokken in een verlaten Armeens dorp in Oost-Turkije. Een rauwe streek waar het recht van de sterkste gold. Het gezin in het verhaal moet bijvoorbeeld een strijd op leven en dood voeren.’

Was uw vader trots op u?

‘Ja, hij liet het mij trots weten toen hij mijn eerste boek had zien liggen in een boekhandel in Istanboel. Zijn vader was verhalenverteller, net als de vader in Verloren grond. Van mijn vader heb ik het lezen geërfd. Ik groeide op tussen zijn boeken: Márquez, Pamuk, Tsjechov, Dostojevski … Hij gaf mij ook Vaders en zonen van Toergenjev cadeau. Mijn nieuwe boek maakte hem wel onrustig. Hij begon me ongevraagd zijn kant van het verhaal te mailen. Hij wilde zich vrijpleiten, denk ik. Zijn eigen ego beschermen. Dat vond ik wel typerend. Het ging weer over hem. Ik zei steeds eerlijk: “Pa, het is fictie, jij bent de vader in het boek niet.” En zo is het ook. Maar zijn onrust hield aan. Ik snap dat wel.’

Speelde religie een rol in huis?

‘Ik kom uit een links en seculier nest, net als ongeveer een kwart van alle Turken in Nederland. Onze familie is alevitisch, maar mijn vader was een overtuigd atheïst. En juist wij belandden in de Bijlmer, een wijk vol religie. Mijn twee beste vrienden waren christen en moslim. Om erbij te horen, loog ik dat ik moslim was, want ja, alle Turken zijn toch moslim? Ik werd vaak meegevraagd naar de kerk maar mocht nooit van mijn moeder. Wel ben ik, net als Metin in het boek, eens ongewild in een moskee beland tijdens het vrijdaggebed en bad ik doodsbenauwd mee om niet door de mand te vallen bij mijn islamitische vriendje.’

Dacht u weleens: had ik maar een andere, desnoods gelovige jeugd gehad?

‘Mijn vaders profeten waren Marx en Lenin, die van mijn Amerikaans-Nederlandse vriend was Jezus, en die van mijn Pakistaanse vriend was Mohammed. Maar wat had ik nu aan die profeten van mijn vader? Ik had als kind veel liever een vrome vader gehad, die er echt voor ons was, die niet dronk en niet gokte, dan deze communist, die neerkeek op gelovigen, die de Turken van het koffiehuis ongeletterde boerenpummels vond en gelovigen saaie mensen met wie niets te beleven viel. “Ze drinken niet en gokken niet.” Als wij religieus waren opgevoed, had dat waarschijnlijk meer houvast geboden in zo’n instabiele situatie. Ik zie de functie daarvan. Evenwicht, zelfcorrectie, ja, dat had mijn vader goed kunnen gebruiken. Hij liet zich nu door niemand iets vertellen, was weinig begaan met zijn gezin, terwijl zijn gezin hem juist behoedde voor het afglijden naar een leven in de goot. Mijn moeder is niet gelovig, wel spiritueel. Ik lijk op haar. Ik geloof niet maar noem me ook geen atheïst.’

‘Het slot had ik al voor ogen voor ik aan dit boek begon: terug, naar de plek van mijn jeugd. Ik hóúd van de Bijlmer. Dat zit echt diep in mijn hart. Ik ben geboren in Turkije maar mijn echte wortels liggen in de Bijlmer. Ik beschrijf de wereld van Nederlands voormalige getto, het enige. Want dit land is zo klein en goed bestuurd, dat we vroeg of laat gelukkig niet meer wegkijken, en optreden, de problemen aanpakken. Maar dat geldt niet voor hele wijken in Londen, Birmingham, Manchester. Daar is de rot al veel verder dan in de Bijlmer ooit het geval was en niemand doet er iets aan. Dat geldt nog veel meer voor de banlieus in Parijs. De politie durft er amper te komen. In Groot-Brittannië en Frankrijk ontbreken contacten op straatniveau, zijn er nauwelijks wijk- en buurtwerkers, terwijl je buurtwerk juist moet koesteren.’ ?

jurist wordt schrijver

Murat Isik (39) is geboren op 11 september 1977, in het West-Turkse Izmir. Als klein kind emigreerde hij met zijn ouders Hasan en Aynur en oudere zus Hülya naar Duitsland. Vanwege de afwijzing van hun aanvraag voor politiek asiel, verhuisde het gezin na enkele jaren nogmaals, nu naar Nederland, toen Isik vijf jaar oud was. Ze kwamen terecht in de Bijlmer, in een van de toen bekende honingraatflats, Fleerde. Na een studie rechten werkte Isik veertien jaar als jurist, onder meer voor de gemeente Amsterdam. Het schrijven deed hij ernaast. Het succes van zijn eerste roman Verloren grond, in 2012, droeg bij aan zijn beslissing om zich, na de publicatie van zijn nieuwe roman Wees onzichtbaar dit jaar, volledig te wijden aan het schrijverschap. Isik woont met zijn verloofde Iris in Hoofddorp en wordt dit najaar voor het eerst vader.

Mede n.a.v. ‘Wees onzichtbaar’, (2017, 600 blz. € 24,99) en ‘Verloren Grond’ (2012, 376 blz. € 9,95).

Mail de redactie
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.
'Museum Buren & Oranje is ontstaan vanuit een privécollectie.'

Uit de hand gelopen Oranje-verzamelingen: een nieuw seizoen voor Oranjemusea

De twee grootste Oranjemusea in Nederland openen in april hun deuren weer. In Diepenheim en Buren kunnen bezoekers vitrines boordevol borden en bekers bewonderen. 'De musea zijn ontstaan vanuit een privécollectie'

Cor Visscher: 'Het doet me verdriet als ouderen op zondag niet naar de kerk kunnen gaan.'

Cor (76) regelt de autorijdienst in zijn kerk: 'Soms moesten er een paar rollators mee in de kofferbak'

Cor (76) coördineert de autorijdienst van de kerk: 'Aan de telefoon vraag ik aan de kerkganger die opgehaald wil worden: ‘Wie denk je dat de chauffeur wordt, raad eens?’'

Matteo van der Grijn speelt Petrus in The Passion. 'Ik was vereerd dat ik werd gevraagd. Het is een groot, jaarlijks, breed toegankelijk evenement waaruit mensen houvast halen. Het heilige verhaal wordt heel concreet gemaakt: vrienden die onvoorwaardelijk voor elkaar gaan.'

Matteo van der Grijn speelt in The Passion. 'Ik ga nu ook het paasverhaal aan mijn kinderen voorlezen'

Acteur Matteo van der Grijn (43) hangt tussen geloof en ongeloof in. In The Passion speelt hij Petrus. ‘Het kan zomaar zijn dat er iets is.’ Jaarlijks leest hij zijn kinderen het kerstverhaal uit Lucas 2 voor.

Barend Schuurman: 'Als er straks één jongere is die mede dankzij het jeugdwerk in God gaat geloven, een fijne relatie krijgt en gewoon een mooi leven, dan is mijn inzet de moeite geweest.'

Op zijn werk in de bouw praat Barend over zijn geloof. 'Ik bid voor m'n eten en dan ontstaan er gesprekken'

In zijn werk als timmerman leert Barend Schuurman (26) graag jonge gastjes de kneepjes van het vak. Ook in zijn kerk investeert hij in tieners, als jeugdleider. ‘Je moet niet proberen cool te doen, dan lig je eruit.’

Wilma Wolff: ‘Zodra ik de drempel overga, ben ik thuis.’

Wilma voelt zich thuis in Nederland. 'Inmiddels zou ik niet meer in Suriname kunnen aarden'

Op haar 47e ging Wilma Wolff (81) op vakantie naar Nederland en bleef voor de liefde. Ondanks enkele hobbels voelde ze zich snel thuis in Rotterdam. Ze geniet er elke dag van haar flat van 80 vierkante meter.

Jeanne Diele-Staal (85): 'Op mijn 63e speelde mijn verleden weer op.'

De vader van Jeanne (85) was NSB'er. 'Soms werd ik uitgescholden, maar ik werd vooral genegeerd'

Als kind werd Jeanne Diele-Staal (85) uit Zwolle gepest omdat haar vader NSB’er was. 'Ik mocht niet meespelen en stond op het speelplein altijd tegen de muur aan.'