Een goede preek kun je ook kapot luisteren
Sliedrecht
Zondag een matige preek gehoord? Wijs niet direct naar de prediker, maar kijk eerst hoe je er zelf bij zat. Wie niet als ‘hoorder’, maar als een ‘verveelde zapper’ in de kerk zit, kan de prediking saboteren, vindt predikant Kees van Ekris. Hij is ervan overtuigd dat je in elke preek ‘het Godswoord te voorschijn kan luisteren’. Maar met hetzelfde gemak kun je een uitstekende preek ook ‘kapot luisteren’, zei hij donderdag in de Maranathakerk in Sliedrecht.
Daar waren zo’n honderd predikanten, jeugdouderlingen en jongerenwerkers bij elkaar om door te praten over de vraag hoe je jongeren bij de preek kunt betrekken.
Aanleiding voor de bijeenkomst is een onderzoek naar jongeren en de preek, dat is uitgevoerd door Nelleke Plomp van JOP, een jongerenbeweging in de Protestantse Kerk in Nederland. Ze heeft goed nieuws voor predikanten: jongeren beseffen dat hun luisterhouding ertoe doet. ‘Ze zeggen echt niet alleen: “dominee de preek is saai, doe er wat aan”.’
pijn en vermoeidheid
Rik de Waard, een jongere binnen de Maranatha-gemeente in Sliedrecht die aan het onderzoek meewerkte, bevestigde dat donderdag. ‘Het moet van twee kanten komen. Als je een nacht van een paar uurtjes hebt gehad, moet je niet verwachten dat de predikant zo goed is dat hij je toch kan bereiken.’
Dat zijn de betere berichten voor dominees. Want die doen keihard hun best aansprekende preken te maken, en toch haken jongeren af, zegt Herman van Wijngaarden van de protestantse jeugdbond HGJB. ‘Weinig is pijnlijker dan te moeten constateren dat het lijkt of je preken geen vrucht dragen.’
Volgens Van Wijngaarden missen jongeren vaak drie dingen in de preek: relevantie (ze hebben het gevoel dat het niet over hen gaat), participatie (ze worden niet meegenomen in de preek) en uitdaging (er wordt te veel voor hen ingevuld). Daar kunnen predikanten een slag in maken, en dat hoeven ze wat Van Wijngaarden niet te doen door elke preek apart aandacht aan de jongeren in de kerk te besteden. ‘Bij de HGJB zijn we terughoudend met het onderscheiden van verschillende doelgroepen in de kerk. Behandel jongeren niet als een apart eilandje, ze maken onderdeel uit van de gemeente als geheel.’
Van Wijngaarden bespeurt naast die pijn ook vermoeidheid bij predikanten: de gemeente verwacht soms te veel van de kerkdiensten. Als het aan hem ligt, moeten gemeenteleden leren dat inwijding in het geloof niet alleen in de eredienst gebeurt, maar ook in kringen en in de gezinnen. ‘Als dat niet gebeurt is niet helemaal eerlijk te verwachten dat de dominee dat compenseert in de dienst op zondag.’
Dat is in de kern ook de conclusie van Nelleke Plomp, die in haar onderzoek de driehoek Woord, hoorder, predikant introduceert. ‘Jongeren en predikant moeten beiden aan de slag met het Woord en elkaar’, schrijft ze in het onderzoeksrapport. ‘Jongeren geven aan dat niet alleen de predikant een taak heeft, maar dat zij zelf ook kunnen werken aan participatie tijdens de preek.’
eenzame strijd
Of, zoals Kees van Ekris het donderdag verwoordde: ‘De rol van de predikant is cruciaal, maar ook weer niet.’ Bij de prediking gaat het om de dynamiek tussen De Geest, de prediker en de gemeente, die samen een ‘geestelijk bondgenootschap’ vormen, vindt Van Ekris, die naast gemeentepredikant ook studieleider is van het centrum voor missionaire verkondiging Areopagus.
‘Als in gezinnen, in kerkenraden of in gemeentes een negatief klimaat is ten opzichte van de prediking of de prediker, dan voer je op de kansel een eenzame strijd, en dan wordt het bondgenootschap een gevecht’, zei Van Ekris. ‘Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor de vraag: hoe leer je luisteren naar een preek? Voelen bijvoorbeeld ouders nog zelf de verantwoordelijkheid om een toepassing van de prediking te maken – ook voor hun kinderen, die zij zelf het beste kennen? Waar blijft onze creativiteit?’
Het belangrijkste is dat mensen in de kerk het idee krijgen dat wat er gezegd wordt, relevant is voor hun leven. Van Ekris: ‘Als dat zo is, is de moeilijkheid van de preek zelden het probleem.’ <
Hoe weten jongen van vijftien tot twintig jaar zich bij de preek betrokken? Dat is de hoofdvraag die Nelleke Plomp in haar onderzoek probeert te beantwoorden. Ze komt met een lijst van 56 tips om jongeren beter bij de preek te betrekken (zie ook ND 26 september). Zo kan het helpen als een dominee tijdens de preek de gemeente met ‘je’ aanspreekt, in plaats van met ‘u’. Voor jongeren is het ook een ‘aanhaakmoment’ als de predikant een voorbeeld uit zijn eigen leven inbreng, iets leuks of iets waar hij mee worstelt. ‘Wie zichzelf inbrengt in de preek, is geen sta-in-de-weg, maar een verwijzer naar het Woord.’ Een band tussen predikant en jongeren helpt ook mee om preken te maken die praktisch, concreet en toepasbaar op het eigen leven zijn. Jongeren zelf droegen bij Plomp ook tips aan die hun luisterhouding kunnen verbeteren: ‘zorg voor voldoende zuurstof in de kerk’ en ‘koffiedrinken vóór de kerkdienst’. Plomp: ‘dat kan voorkomen dat je onder de preek een dipje krijgt.’