Tegen de verblinding
We zouden heel graag willen, Heer,
dat het monsters waren die dit deden, wezens anders dan wij, Uw lieve kinderen. Wezens die de hel verdienen,
of nog erger – als dat kan. Doe recht, o God, in deze kromme wereld!
Dat de daders ook vaak leuke vaders waren, liefdevolle moeders, zoons en dochters zoals wij, dat wil zo veel jaren later nog steeds maar moeilijk bij ons landen.
Dit mag nooit meer gebeuren, zei de koning. En wij zeggen het met hem. Want dit kan er dus gebeuren wanneer volken andere goden groter maken dan U – goden van oorlog, volk of ras of anderszins.
Zegt U zelf niet door Israëls profeten dat je dan verblinding krijgt, een onvermogen om nog te zien wat tot je vrede dient?
Daarom bidden we U bij 75 jaar bevrijding van de hel van Auschwitz eens te meer:
leer ons in dit schemerdonker van uw wereld steeds de geesten onderscheiden. Geef ons een helder inzicht, Heer, zoals ooit uw profeten hadden. In het kwaad van de wereld, maar vooral ook in onszelf.
Laat ons niet zwichten voor een grote mond, of al te zeker zijn van goed bedoelde plannen (hoe christelijk ze soms ook kunnen klinken). Maak ons weerbaar tegen stemmen die vertellen dat de dingen soms nu eenmaal zijn zoals ze zijn.
Bewaar ons vooral voor wat erg goed in ons straatje past.
Vernieuw daartoe die geest van ons, o God, zodat wij weer gaan zien wat waarlijk goed, volmaakt en Uw bedoeling is.