In spoor machthebber lonkt succes
Amsterdam
Heeft Afrika eens een industrieel met een eigen multinational, duikt zijn naam op in de Panama Papers, de gelekte gegevens van de Panamese maatschappij Mossack Fonseca waaruit grootschalige belastingontduiking blijkt. Aliko Dangote is de cementkoning van Nigeria, de rijkste miljardair van heel Afrika en ook de meest vrijgevige filantroop van het continent.
Volgens zakenblad Forbes was zijn vermogen in 2015 17,3 miljard dollar (15,3 miljard euro). Zijn Dangote Group heeft vestigingen in veertien Afrikaanse landen en gaat uitbreiden naar een aantal landen in Azië, te beginnen met een cementfabriek in Nepal. Ook in Brazilië en enkele andere Latijns-Amerikaanse landen wordt Dangote actief.
Dangote Cement geldt als een Afrikaans succesverhaal, een model voor jonge ondernemers. Hij is een van de verspreiders van het optimistische beeld van Afrika als continent van de ongekende economische groeimogelijkheden. Geen wonder dat zijn woordvoerder de onthullingen door de media die meedoen aan het onderzoeksplatform dat de Panama Papers bemachtigde en uitvlooide, ontkent of bagatelliseert.
Dangote en zijn halfbroer Sayyu Dantata zouden in zeker vier brievenbusbedrijven in de belastingparadijzen Panama, de Seychellen en de Maagdeneilanden geld hebben geparkeerd sinds 2003. Dat meldden het Nigeriaanse onlinemedium Premium Times en de Franse krant Le Monde (beide lid van het International Consortium of Investigative Journalists). Via familieleden en zakenbehartigers zou de Dangote Group in nog eens dertien van zulke ‘bedrijven’ hebben ‘geïnvesteerd’.
Vorig jaar onthulde Premium Times al dat de Dangote Group ook bij de Zwitserse bank HSBC op geheime rekeningen grote sommen geld heeft gestald. Overigens is in geen van de gevallen iets illegaals, zoals witwassen, geconstateerd.
Woordvoerder Tony Chiejina ontkende in een persbericht dat Dangote bij de offshorebedrijven uit de Panama Papers betrokken is. In een reactie aan het blad Jeune Afrique weersprak hij echter niet dat Dangote in het verleden op volgens hem volkomen legale wijze gebruik heeft gemaakt van brievenbusfirma’s, zoals via Mossack Fonseca.
Zo bezien hoort een brievenbusfirma dus bij de status van een bedrijf van multinationale allure, wat de Dangote Group graag wil zijn. Net als de interesse die Dangote eens toonde voor de koop van de Engelse voetbalclub Arsenal. En de 150 miljoen dollar die hij in 2014 doneerde aan de bestrijding van de ebola-epidemie in West-Afrika.
De Dangote Group zit niet alleen in het cement: het bedrijf bouwt bijvoorbeeld een olieraffinaderij in Lagos voor 14 miljard dollar. De groep heeft ook geïnvesteerd in havenbedrijven, de suikersector en de handel in voedselwaren zoals tarwemeel. Maar de kern van het succes is nog altijd het cement, met een omzet in 2014 van 1,7 miljard euro (volgens Jeune Afrique) en een marktaandeel in Nigeria van 63 procent.
Biedt Dangote inderdaad een model voor aanstormende Afrikaanse ondernemers met mondiale aspiraties? Wat is het geheim van zijn succes?
importeur
Twee onderzoekers van het Afrika Studie Centrum in Leiden, de Nigerianen Akinyinka Akinyoade en Chibuike Uche, hebben het onderzocht en noemen in een onderzoeksrapport drie factoren: de nauwe betrekkingen die Dangote met de opeenvolgende machthebbers onderhield sinds de oprichting van zijn bedrijf in 1976; zijn kennis van de markt in Nigeria en zijn gedurfde manier om in te springen op de mogelijkheden en het feit dat de vraag naar cement na het einde van de militaire dictatuur in 1999 is verviervoudigd. Dangote begon als een importeur van cement en van alles en nog wat waarnaar vraag was. Het beleid van de opeenvolgende militaire regimes was chaotisch en corruptie werd synoniem voor zakendoen in Nigeria. Het dieptepunt was in de jaren negentig onder de hardvochtige dictator Sani Abacha. Veel buitenlandse bedrijven kampten met de willekeur van regels en het machtsmisbruik op alle niveaus. Dangote wist met zijn netwerk onder politici en bestuurders steeds tussen de klippen door te zeilen, terwijl buitenlandse concurrenten Nigeria voor gezien hielden. In de cementsector bleef alleen de multinational Lafarge een concurrent op de Nigeriaanse markt.
De grote vlucht voor Dangote Cement kwam met de verkiezing van oud-generaal Obasanjo tot president in 1999, na de dood van Abacha. Dangote was al bevriend met Obasanjo vanaf de jaren zeventig. De president wilde meer binnenlandse productie en minder import; Dangote gaf de cementproductie een enorme impuls.
Dangote profiteerde van belastingvrijstellingen voor nieuwe productiebedrijven, hij ritselde vergunningen in korte tijd, waar andere bedrijven eindeloos geduld moesten oefenen. Multinationals die cement importeerden, werden nu verplicht een deel van hun winst in productie in Nigeria zelf te investeren. Velen zagen daarvan af, gezien het beruchte investeringsklimaat van Nigeria, waardoor Dangote weinig concurrentie te duchten had. Als wederdienst doneerde hij grote sommen geld aan de partij van Obasanjo, aan diens verkiezingscampagnes en aan zijn Presidentiële Bibliotheek.
De les voor de jonge ondernemers is dus een oude wijsheid voor zakenlieden in Afrika: houd de machthebbers te vriend. Of die methode-Dangote buiten Nigeria ook werkt, is echter twijfelachtig. Jeune Afrique zette op een rijtje wat er van alle grote expansieplannen van de Dangote Group terechtkomt en dat valt niet mee. In landen als Senegal, Ivoorkust, Kenia en Zambia stuit de Nigeriaanse multinational op verzet van plaatselijk ondernemers en van vakbonden. In nog niet de helft van de landen waar Dangote is neergestreken, is de productie ook werkelijk van start gegaan. <