CO2-compensatieboom van Shell is meer dan een aflaat

Den Haag
Je betaalt bij Shell straks vrijwillig een cent per liter extra, en je kunt CO2-neutraal autorijden, zegt de oliemaatschappij. Per jaar wordt 12 miljard liter benzine, diesel en lpg getankt, dus als iedereen meedoet, zou dat 120 miljoen euro per jaar opleveren. Voor dat bedrag zou dan, in de visie van Shell, het hele autoverkeer CO2-neutraal zijn. Probleem opgelost.
De vraag is: hebben dit soort programma’s een reëel effect op de CO2-uitstoot? En als dat zo is: kun je met die ene cent per liter inderdaad alle CO2 uit eigen uitlaat compenseren?
Het idee is simpel: je haalt of houdt een ton CO2 uit de lucht, en met dat ‘CO2-tegoed’ (carbon credit) krijg je het morele recht een ton CO2 uit te stoten. Uit de lucht halen doe je door bomen te planten of te redden; al groeiend nemen die CO2 uit de lucht op. Voorkomen dat CO2 wordt uitgestoten, kan ook, bijvoorbeeld door kolenstroom te vervangen door windmolens. Ton CO2 uitgestoten, ton uitgespaard of opgenomen: je staat quitte met het klimaat.
kosten
Van een liter benzine komt 2,7 kilo CO2 in de lucht. Daarvan is 20 procent toe te schrijven aan de productie, 80 procent komt uit de uitlaat. Als een klant kiest voor compenseren, compenseert Shell zijn eigen 20 procent.
Wie een cent per liter afdraagt, betaalt per ton uitgestoten CO2 4,60 euro. Kun je met dat geld ook weer een tonnetje opslaan in bomen? Gert-Jan Nabuurs, hoogleraar bosbouw aan de Wageningen Universiteit, denkt van wel. Niet in Nederland. ‘Hier betaal je al gauw 80.000 euro voor een hectare landbouwgrond, en dan ben je nog zeker 10.000 euro kwijt aan de beplanting. Maar in tropische gebieden kost een hectare vaak minder dan 10 euro. Ook de aanlegkosten zijn maar een fractie van de kosten hier.’
Dat herbebossing en bosbescherming heel belangrijk kunnen zijn voor het klimaat, daarover zijn de deskundigen het wel eens. Sommige wetenschappers denken dat dergelijke ingrepen in de natuur tot 2030 zelfs een derde kunnen opleveren van de CO2-reductie die nodig is om de temperatuurstijging tot 2 graden beperkt te houden. Al blijft het uitkijken. Uiteindelijk verrot of verbrandt elke boom. Dan is de gevangen CO2 weer vrij. Dus moet het bos goed gemanaged worden. Liefst moeten de stammen worden verwerkt tot bouwmaterialen. Dan kan het vrijkomen van de CO2 nog tientallen jaren worden uitgesteld. Als de voorraad levend en dood hout structureel groter wordt, is meer CO2 daarin even structureel opgeslagen.
De kosten van het compenseren van CO2 variëren. De goedkoopste CO2-tegoeden komen uit waterkrachtcentrales en transportprojecten: 20 tot 30 dollarcent per ton. De duurste uit verbeterd bosmanagement: 9,50 dollar.
Peru en Borneo
Shell heeft gekozen voor enkele complexe projecten. Een bosgebied ter grootte van Nederland in Peru, Cordillero Azul; en het Katingan Project op Borneo, Indonesië, iets groter dan de provincie Utrecht. Beide projecten zijn zogenaamde REDD-projecten, de Engelse afkorting voor Reductie van Emissies door Ontbossing. Bij dit soort projecten wordt een stuk bos beschermd, niet alleen omwille van het klimaat, maar ook bij wijze van ontwikkelingshulp en om de biodiversiteit te bevorderen.
Voordat de projecten van start gingen, was sprake van een langdurige trend van ontbossing. Eerst werd vastgesteld hoe snel dat ging. Daarmee was uit te rekenen hoeveel CO2 er over tien, twintig jaar nog opgeslagen zou zijn in dat bos. Sindsdien wordt elke paar jaar het volume aan hout gemeten dat er werkelijk staat, en wordt vastgesteld hoeveel CO2 is opgeslagen. Alles gecontroleerd en gecertificeerd en geverifieerd.
Volgens Forest Trend bedragen de kosten van een CO2-tegoed uit REDD-projecten gemiddeld 4,20 dollar per ton. Als dat zo is, is die ene cent van Shell dus voldoende.
Maar Gert Crielaard heeft nog twijfels. Crielaard werkt voor het FairClimateFund, een fonds dat zelf compensatieprogramma’s aanbiedt. ‘Wij doen bijvoorbeeld een project met efficiënte houtoventjes in India. Dankzij die oventjes hebben de mensen minder hout nodig. Dat scheelt veel CO2.’ Van de projecten die FairClimateFund uitvoert, weet hij zeker dat al het geld naar de aanschaf van CO2-tegoeden gaat, maar hij weet ook zeker dat zonder dat geld voor die CO2-tegoeden er geen oventjes worden afgezet.
En dat is belangrijk, want in de markt van CO2-tegoeden komen merkwaardige verschijnselen voor. Vooral bij goedkope compensatieprogramma’s is het uitkijken geblazen. De ‘Turkse windmolens’ zijn berucht in compensatieland. Die molens zijn winstgevend, en die worden dus sowieso gebouwd. Maar nu ze toch draaien, zien de exploitanten wel een kans wat extra inkomsten te genereren door CO2-tegoeden te verkopen. Dat vergroot hun winst, maar houdt geen gram extra CO2 uit de lucht.
Dat bezwaar lijkt tegen de projecten waarmee Shell werkt niet in te brengen. De beheerders van de projecten in Peru en Indonesië verstrekken nauwelijks financiële informatie, maar Shell verzekert dat ‘het grootste deel’ van de inkomsten van die projecten uit de CO2-tegoeden komt.
Dat wil niet zeggen dat compenseren voor de automobilist de beste manier is om het klimaat te redden. Een elektrische auto zou helpen, maar niet iedereen kan zich er een veroorloven. De trein nemen in plaats van de auto, dat kan wel meteen. <