Tragisch sprookje in macabere school
Geuren en kleuren doortrekken deze roman: van regen, zon, verrotting, stof, een schoollokaal, lathyrus. Ze roepen een wereld op van bloei en verrotting, van verfijning en ondergang. Zoals in Knielen op een bed violen (2005). Maar in een volstrekt andere wereld. Suezkade speelt in een naar Descartes genoemd Haags gymnasium. Je ziet Marc, de jonge leraar Frans, in de eerste alinea naar school wandelen: een dandy, die zijn kostuums in dure zaken koopt, die thuis is 'in de besloten wereld onder zijn rode paraplu', en het als individualist niet redden zal op 'het Descartes', waar men op hoge cijfers mikt en het zwakke en anders geaarde uitbant.
De Marokkaanse brugklasleerlinge Najoua maakt grote indruk op Marc. Ze beweegt sierlijk, ze is mooi. Hij leeft met haar mee in haar ontluisterende anorexia. Hun 'relatie' wordt door de school niet verdragen, hoewel er lange tijd geen seks in het spel is, alleen vriendschap. En als de seks een rol wil gaan spelen, dan blijkt de weke estheticist Marc impotent te zijn.
Zijn literatuurlessen zitten vol idealen. Hij schuilt met zijn klassen weg in een ver lokaal dat hij naar zijn smaak aankleedt. Hij kiest zich als vrienden twee onmaatschappelijke collega's en komt daardoor des te harder in conflict met de schoolorde. Langzaam drijft men hem de fuik in, omdat hij anders is dan doorsnee.
Ultieme schoolroman
Jan Siebelink schrijft in repetitio. Hij herhaalt hoofdthema's en hoofdmomenten uit vorig werk, past ze in nieuwe situaties in, probeert ze te vervolmaken. Zo heeft hij de vaderverhalen in Knielen op een bed violen vele malen eerder uitgeprobeerd, totdat hij het ultieme vaderboek schreef. Het lijkt er sterk op dat hij met Suezkade zijn ultieme schoolroman heeft willen schrijven.
Ik herken, met enige wrevel, allerlei elementen uit vorig werk: de school als oord van wurging, de huwelijksontrouw en het verraad van de rector, de uitstoting van een docent die zich in zijn recht waant, de droge lerarenvergaderingen met de plantenbakken achter in de zaal, de opdracht aan de auteur/leraar om een novelle te schrijven bij een schooljubileum, de weigering van dit verhaal, het vuistgevecht van de leraar Frans met zijn conrector, de anorexia van Najoua. Het is allemaal terug te vinden bij Siebelink, vooral in de romans Vera en Schaduwen in de middag en de novelles 'Ereprijs' en 'Een evenwichtig bestaan'. Dit is een zwakte. Siebelink toont gebrek aan verhaalstof. Het is ook een kracht. Siebelink vervolmaakt eigen werk, vooral stilistisch. In Suezkade is dat merkbaar. De roman kent vele mooi gestileerde bladzijden in de stijl van het Franse symbolisme.
Symbolisme
Ik kies een korte passage als voorbeeld: ,,Hij zoende haar op de mooie rechte, maar fragiele brug van haar neus, die op instorten stond. Hun vingers, hun nagels raakten elkaar.'' Het gaat om de relatie van de leraar Marc en de leerlinge Najoua die door anorexia opgevreten wordt. Zo'n relatie kun je decadent noemen: een zoeker van schoonheid ziet hoe de schoonheid wegteert. In het Franse symbolisme en decadentisme van de negentiende eeuw - stromingen waaraan Jan Siebelink zich zeer verwant voelt - gaat het over de smart om het leven, het antiburgerlijke, het heimwee naar het absolute, de droom, de drang naar schoonheidsverering, de onmogelijkheid om dat allemaal vol te houden. Suezkade is misschien ook wel Siebelinks ultieme symbolistische roman. Op het omslag ligt een kat op een stoel. De kat is, zegt Marc in de roman, het geliefde dier van de Franse symbolisten.
Siebelink voegt er een flinke scheut fatalisme à la Couperus aan toe. Najoua is een soort Eline Vere, zoals Vera dat was in zijn roman Vera . Het noodlot hanteert ziekte om naar de ondergang te drijven. En dat allemaal binnen het stratenplan van Den Haag, waar ook Eline Vere van Couperus woonde. Je ziet de dandy Marc daar flaneren als een eenentwintigste-eeuwse Couperus. Siebelink heeft deze sfeer van ondergang ook geïllustreerd met realistische bordeelscènes die naar mijn smaak als storende hobbels in het verhaal liggen.
Angst
Angst is een kernwoord van de roman. En van Siebelinks werk. In Suezkade is het Marcs angst om te leven, zijn angst voor seksualiteit, zijn vergeefse pogingen om die te bezweren met sadisme. Waar komt die angst vandaan? Siebelink suggereert dat de bron ligt bij de plotselinge verdwijning van Marcs moeder toen Marc nog een kind was. Het is verlatingsangst. Maar in het verhaal wordt dat geen vlees en bloed. Hij werkt het niet uit.
De roman heet Suezkade . Aan die Haagse straat staat het huis dat hij van zijn moeder erfde en waar hij woont, maar hij is daar nooit, hij 'woont' in zijn geïsoleerde lokaal op school. De titel verwijst dus wel naar de oorzaak van Marcs angst en eenzaamheid, maar aan die bron wordt weinig aandacht besteed.
Over Vera heb ik geschreven ( Nederlands Dagblad 19.4.1997) dat ik geïrriteerd raakte door het kleine en onmaatschappelijke wereldje van de roman. Alles draait om de hoofdpersonen. Ook in Suezkade is er nauwelijks een maatschappelijke context. De leerlingen zijn weinig in beeld. Marc en Najoua gaan op in zichzelf en hun eigen problemen. Marc is daarin steeds de persoon die de goede keuzes doet maar onbegrepen achterblijft. Zo'n eenzijdig personage is in een roman uit 2008 niet erg geloofwaardig.
Dieu
In een epiloog trekt Siebelink enkele lijnen door. Najoua blijkt kort na de dood van Marc genezen te zijn van haar anorexia en reist met een goed toekomstperspectief naar diens Parijse flat die ze geërfd heeft. Ook dit is niet geloofwaardig, te mooi, te onverwacht. Het lijkt op de uit de hemel gevallen afsluiting van Knielen op een bed violen , waar Hans Sievez getuigt dat hij zijn vader na de dood terug zal zien 'Zonder twijfel.'
Over de religie van Marc wordt in Suezkade niet meer verteld dan dat hij in God en de onsterfelijkheid gelooft. Maar in de epiloog is God opeens zeer aanwezig. Marc heeft kort voor zijn dood op het schoolbord woorden geschreven: 'Mamma-Najoua', 'Dieu', 'De profundis', en het begin van psalm 130 'Uit de diepte roep ik U aan, o Heer.' Dit Godsbesef aan het slot sluit niet aan bij de lijn van het verhaal zelf.
Siebelink heeft ooit À rebours van zijn geliefde auteur J.-K.Huysmans, een Franse symbolist en decadent, vertaald: Tegen de keer , een roman over een dandy in een afgezonderd herenhuis vol kleur en geur. Koos hij daarom aan het slot, net als Huysmans, voor een tamelijk onverwachte bede tot God?
Gemengd
Ik heb gemengde gevoelens over Suezkade. Het is een roman in een wisselende stijl, vaak helder en vloeiend, maar ook met korte zinnen die tegen elkaar aan rammelen. Prachtig zijn de dood van de hond en later van de poes beschreven. Teder is de toon van Marc tegenover Najoua. Maar er steken wel heel wat losse eindjes uit het verhaal: moeder, oma, genezing, religie. Suezkade is een tragisch, onmaatschappelijk, teder, boosaardig, innemend, ruig, overromantisch, decadent sprookje, verteltechnisch een prestatie met tekorten.
Suezkade
Jan Siebelink. Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam 2008. 382 blz. € 19,90